bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

01-07-2008

Zuchtend op een kerstmarkt

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2008 — bazbo @ 21:24

Plotseling stond ik op een kerstmarkt hamburgers te bakken. Naast mij stond het Mascara Meisje, dat we voor het gemak maar even Tineke noemen. Het begon al flink koud te worden in de tent, maar dankzij de grote bakplaat bleven we zelf lekker warm.
“De boel staat aardig blauw hier,” zei Tineke. Ze wapperde met haar hand de donkere rook om haar heen weg.
“Welnee!” riep ik hard. De mensen die stonden te wachten schrokken van mijn uitval.
Tineke lachte alweer. “Man, schreeuw niet zo!”
“Ik schreeuw niet!” De meneer die vooraan in de rij stond trok wit weg. “Zegt u het maar.”
“Mag ik drie broodjes hamburger?”
“Dat mag. Uitje erbij?”
“Doe maar twee met en een zonder ui.”
“Te moeilijk, meneer. Volgende klant, graag.”
Vanuit een ooghoek zag ik dat Tineke pijn in haar buik kreeg. “Nee hoor, meneer. Het is misschien te moeilijk voor hém. Maar het komt helemaal goed met die hamburgers van u.”
“Wat zit jij hier nou een beetje mijn gezag te ondermijnen?” deed ik zogenaamd boos.
“Trekt u zich van hem maar niets aan, hoor,” zei Tineke tegen de meneer. “Hij kan er ook niets aan doen. Zo is hij nu eenmaal. Ik ga straks even controleren of hij zijn medicijnen wel heeft gehad.”
Nu was het aan mij om te lachen. Ze gaf de meneer zijn broodjes hamburger. Toen het iets later wat rustiger werd in ons tentje, zei ik: “Allemensen, Tineke, heeft iemand vandaag al tegen jou gezegd dat je geweldig bent?”
“Nee, nog niet.”
“Je bent geweldig.”
“Dank je.” En een zoveelste lach.
“Mag ik een broodje hamburger?” vroeg een mevrouw aan mij.
“Nee.”
“Oh, waarom niet? U verkoopt toch hamburgers?”
“Hamburgers, ja. Meervoud. U wilt er eentje. Ik ga voor u geen verse koe aansnijden.”
“O, Bas! Wat een onzin!” Tineke kon haar lachen bijna niet inhouden. “We hebben helemaal geen verse hamburgers.”
“Maakt dat nou uit. Voor één burger zet ik die enorme plaat niet aan. Dat kost teveel gas en teveel bakboter.”
“Die plaat stáát aan, mallerd.” Met handige bewegingen draaide ze de schijven op de bakplaat om. Ik vond het lastig om in mijn rol te blijven met haar naast me. Ik legde servetjes op de grote plank en sneed de broodjes open. Tineke schepte de hamburgers op de broodjes en legde er een hoopje gebakken uien bovenop. We werden er aardig handig in, samen.
Ineens liep ik de tent uit. Nu stond ik bijna in de grote zaal.
“Mensen!” riep ik dreigend. “Als er nu binnen twee minuten niet vijf mensen een broodje hamburger komen bestellen … ” Met boze blik keek ik de zaal in. Alle ogen op mij gericht.
“Nou, wat dan?” hoorde ik haar stemmetje achter me.
“Dan zitten wij met vijf zwarte hamburgers!”
“Oh Bas, doe toch ’s normáál!” gierde ze.
“Dit ís normaal! Weet jij veel hoe ik ben!”
“Je bent echt gek.”
Ik keek haar diep in haar ogen. Door de mascara vielen ze extra op. Haar blonde haren zaten sprieterig. Het rode overhemd verhulde haar smalle lijfje; ikzelf had ook zo’n rood uniformhemd aan. Een roze shawltje bedekte haar hals. Ze was vanmiddag binnengekomen om ons eenmalig te helpen. Zij was vrijwilliger en ik was echt gek.
“Ik beschouw het maar als een compliment,” kreeg ik eruit. Van achter haar donkere ogen welde alweer een lach op. “Wat voor jou gek is, Tineke, is misschien voor mij wel heel normaal. En andersom: wat voor jou normaal is, is voor mij misschien wel heel bijzonder.”
“Zoals? Noem eens wat?”
“Ik draag mijn haar in een staart; jij niet.”
“Hahaha, meestal is dat andersom. Dragen vrouwen hun haar in een staart.”
“En verder weet ik zo gauw niets, hoor. Ik weet wel dingen die voor ons allebei heel gewoon zijn.”
“Zoals? Noem eens wat?”
“We scheren ons allebei niet.”
“Ik weet iets dat voor mij heel gewoon is en voor jou bijzonder,” zei ze met een ondeugende blik in haar ogen. “Zittend plassen.”
“Nou, daar vergis je je dan mooi in. Ik ga ook altijd zitten. Niet alleen om minder te knoeien, maar ook omdat ik geen achttien meer ben.”
Tineke kreeg een rood hoofd. “Joh, dat zeg je toch niet waar iedereen bij zit?”
“Jij begon over zittend plassen!”
“Ga ’s uit de weg,” zei ze brutaalweg. Met de spatel had ze een hamburger opgepakt en wilde die op een broodje leggen. Ze struikelde bijna over mijn voeten. Ik ving haar op en hield haar even vast in mijn armen.
“Voorzichtig, hoor. Straks val je.”
“Ja, zal ik doen. Blijf je wel een beetje op me passen?”
Ik kon mijn ogen niet meer van háár ogen af houden.

“Meneer!” riep ik de man na. “De Amerikanen eten gemiddeld tachtig hamburgers de man per jaar, en dan draait u zich om en loopt u hier mijn tent uit! Dan kunt u toch ook wel één zo’n ding bij ons bestellen?”
“Hoe durf je dat toch allemaal?” vroeg Tineke.
“En nu moet u niet net doen alsof u mij niet hoort!” ging ik verder.
“Bas, we zijn bijna door de uien heen.”
“Mevrouw,” begon ik tegen het mens dat halverwege de rij stond. “Wilt u iets voor mij doen?”
“Jawel hoor, wat mag het zijn?”
“Hier staat een tafel met een snijplank, een mes en een zak uien. Wilt u even wat uien snijden?”
“Bas!” siste Tineke. “Dat doe je toch niet?”
Tot mijn eigen stomme verbazing ging de vrouw nog aan de tafel zitten ook. Driftig ging ze aan het werk.
“Ik doe het wél, dat zie je toch?” zei ik tegen Tineke.
Er stond een jongeman voor in de rij. “Mag ik zo’n Duitse rundvleesschijf van je?”
“Pardon? A: het zijn geen rundvleesschijven. Kijkt u maar hier op de verpakking.” Ik haalde een lege kartonnen doos erbij. “Twaalf hamburgers, staat hier. Met varkens- en rundvlees. B: het is een wijd verspreid misverstand dat de hamburger uit Duitsland zou komen. Ten eerste: Duitschers eten alleen wat ze zelf zijn: nur Schweinefleisch. En ten tweede: weet u waar de hamburger zijn oorsprong vond?”
“Krijgen we dat verhaal weer,” zei Tineke. “In Mongolië zeker, Bas?”
“Precies! Het waren de Mongolen die in de dertiende of veertiende eeuw hun yak tot moes hakten en er platte schijven van maakten en die bakten.”
“Mag ik een broodje hamburger?” vroeg de jongeman zachtjes.
“Alleen als u voortaan niet meer van die domme dingen zegt.”
“Ik zei maar wat.”
“Precies! En u eet ook maar wat! Als u eens wist hoe slecht dit voor u is!”
“Bas,” kwam Tineke tussenbeide. “Wil je wel een beetje reclame blijven maken?”
“En jij bákt maar wat!”
“Daarvoor heb je me toch aangenomen?”
“Daar heb je weer gelijk in. Ik zeg het niet graag, maar je hebt gelijk.”
“Heb je er al spijt van, dan?”
“Nee joh,” zei ik ineens doodkalm en bloedserieus. “Je doet het geweldig.”
“Ik zit je te stangen, Bas.”
“En je begint al aardig door te krijgen hoe je met mij moet omgaan.”
“Hoezo?”
“Nou, de meeste mensen weten niet hoe ze moeten reageren op mijn domme gezwets en geouwehoer. Jij geeft me gewoon een grote mond terug, zodat ík niet meer weet wat ik moet zeggen.”
Tineke zei niets. Ze keek me alleen maar aan met een brede grijns.
“Jij krijgt trouwens wel een heel foute indruk van mij,” ging ik verder.
“Hoezo dat?”
“Ik ben hier alleen maar bezig met debiel gezever en geouwehoer.”
“O, ben je normaal wat rustiger dan?”
“Nee joh! Normaal is het allemaal nog veel erger!”
En zo bakten en lachten we voort, totdat het bijna acht uur was.
“Bas, ik moet zo gaan,” zei ze. Het deed een beetje pijn. “Ik wil de bus van iets over acht uur halen.”
“Shit, is het al zo laat?”
“Ja, ik vind het ook jammer.” Ze trok het rode overhemd uit. Ze droeg een zwart truitje op haar zwarte broek. Ineens zag ik hoe klein en slank haar lichaam eigenlijk was.
“Ik stink,” zei ze met opgetrokken neus.
“Ik ook. Wen d’r maar aan.”
Ze lachte.
“Loop even met me mee naar achteren. Ik heb nog iets voor je.” Ze deed het. Haar zwarte laarsjes klikten op de vloer in de gang.
Toen we in mijn kantoor waren, vroeg ze: “Mag ik even naar huis bellen?”
“Tuurlijk, joh. Kijk, hier is de telefoon. Eerst even een nul drukken en dan kan je bellen.”
“Huh? Een nul, daar begint toch ieder telefoonnummer mee?”
“Niet te gevat, jongedame. Dat staat je niet.”
“Eh, serieus… Hoe werkt het?”
“Eerst een nul drukken. Kijk, dit is een nul.” Ik wees op het toetsenbordje. Ze stootte haar elleboog in mijn zij en lachte maar weer eens.
“En moet ik dan nóg een nul drukken?”
“Ligt eraan waar je heen belt. Als je binnen de plaats belt, hoef je geen netnummer te drukken.”
Ze zuchtte. “Ik word wel moe van jou, hoor.” Ze drukte wat toetsen in en wachtte. Ik wachtte ook.
“Nou moeten ze wel opnemen, want anders kom ik bijna niet thuis.”
“Moet je ver, dan?”
Ze noemde een klein plaatsje in Overijssel.
“Dat is niet ver, maar wel lastig om te bereiken.”
“Ja, als ik daar op het station ben, wil ik wel dat ik even word opgehaald.”
“Het station van jouw dorp, dat ligt toch in de bossen en weilanden?”
“Zo ongeveer, ja.” Ze hield de hoorn nog altijd aan haar oor.
“Dan bel je toch even als je in de trein zit? Of heb je niet zo’n modebiel geval?”
“Jawel, maar ik heb geen beltegoed meer. Anders zou ik jou ook niet vragen of ik hier mocht bellen. Slimpie.” Ze legde de hoorn neer. “Ik zie wel.”
“Kijk ‘s, dit hier is voor je hulp vandaag.” Ik gaf haar het cadeautje.
“Wat leuk! Dank je wel!”
“Nee, ik moet jou bedanken voor je inzet.”
Ze deed haar zwarte jas aan. “Nou, tot kijk,” zei ze.
Ik stak mijn hand naar haar uit. Ze legde die van haar in de mijne en lachte me toe.
“Lieve Tineke, kom hier.” Ik trok haar naar me toe. Terwijl ik haar op haar beide wangen zoende, zei ik: “Allemensen, wat heb jij het geweldig gedaan, zeg. Het was fantastisch om met jou te mogen samenwerken. We zijn een goed team. Ik heb vandaag heel erg van jou genoten.”
Ineens legde ze haar armen in mijn nek en keek ze me strak aan. “Ik ook van jou. Ik vond het heel leuk.” Ik kreeg een zoen op mijn mond en toen liet ze me los. “En nou moet ik gaan, anders mis ik de bus nog.”
“Dag, kanjer.”
Nog een blik van die prachtige ogen en toen was ze verdwenen. Ik stond nog na te trillen.
Mijn hoofd zei: “Vieze ouwe man.”
Mijn hart zei: “Ik kan het nog.”

– voor Tineke
Apeldoorn, december 2006

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment