bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

11-07-2008

In afwachting van uw reactie

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:51

BazboZo, stelletje zeikerds van een lezers, hoe kan ik jullie vandaag weer eens kwetsen en beledigen? En hoe zullen jullie daar vandaag weer eens op gaan reageren?

Een column lokt reacties uit. Dat is normaal. Sterker nog: daar is zo’n stukje eigenlijk ook voor bedoeld. Dat de lezer het leest, er het zijne van vindt en dan reageert. Reageren kan zijn: erover nadenken, maar ook erover in discussie gaan.

Vroeger stonden er ook schuine stukjes in de krant. Een column was in mijn ogen altijd een scherp stukje, waarin de schrijver zijn mening geeft of een actueel onderwerp dat gevoelig ligt aansnijdt. Gelukkig hanteert Fok! de ‘vrije’ uitleg van een column. Dat het gewoon een puntig cursiefje mag zijn. Gelukkig. Want ik héb helemaal geen mening. Nergens over. Als je dan een column ‘oude stijl’ moet schrijven, dan wordt dat niets, als je geen mening hebt. Vroeger had ik die mening wel. Toen las ik die klassieke columns altijd graag. Niet zelden zag ik na zo’n stukje de volgende dag de rubriek ‘ingezonden brieven’ in het dagblad.
“Geachte redactie, graag wil ik reageren op de column van de heer Augurkenpot die gisteren in deze krant stond. Ik vond de inhoud stuitend en erg kwetsend voor de betrokkenen die iets dergelijks hebben moeten meemaken. Ik hoop dat de heer Augurkenpot zich voortaan bedenkt alvorens hij weer eens een verhaal als dit meent te moeten maken. Anton Aarsschaef, Waddinxveen.”
Misschien stond er de dag erna nóg wel zo’n confronterende brief in de rubriek! Een klein schandaal in de krant was geboren! In spanning wachtte ik het dagblad van de volgende dag af.

Wie leest er tegenwoordig nog een krant in papieren formaat? Vandaag de dag bestaan er nieuwsblogs en internetkranten. Ze worden druk bezocht. Zo’n nieuwsblog of internetkrant is een snel, vluchtig en makkelijk medium voor de gebruiker. Je leest een berichtje, windt je op, drukt een paar toetsjes in en hupsakee, je reactie is geplaatst.
“Wat een kutcolumn weer.”
“Krijg de vinkentering met je linkse mening.”
“Vuile hippie, waarom ga jij niet dood?”
Ik ben niet zo’n internetsurfer en bezoek eigenlijk nooit weblogs en internetkranten. Sinds een maand of vijf ben ik columnist voor Fok! Ik zie reacties onder mijn verhalen en onder de columns van anderen. Ik schrik me dood.
En het zijn niet alleen de opmerkingen onder de columns, hoor. Ik klik een willekeurig forum op Fok! aan, of een forum buiten Fok! Ook daar hetzelfde liedje.

Een hele gedachtegang samengevat in een enkel zinnetje. Zonder verdere uitleg of onderbouwing. Scheldpartijen, beledigingen, bedreigingen en doodsverwensingen: ze komen maar al te veel voor. De samenleving verhuftert door de snelheid van de communicatie. De snelheid en de luchtigheid. En de leegheid ervan. De dader blijft lekker anoniem achter een nickname.
Wie windt zich erover op? Achteloos klik je naar een ander forum.

Ik ben columnist. Ik ben schrijver. Wie schrijft en publiceert, weet dat hij te maken kan krijgen met mensen die het niet mooi vinden of het er niet mee eens zijn. Dat hoort erbij. Er is ook niets mis met een stevige discussie.
Kennelijk verharden de discussies op het internet steeds meer. En grijpen discussiepartners steeds vaker naar oneigenlijke instrumenten als schelden, beledigen, bedreigen en doodwensen. Moet ik me daarbij maar neerleggen? “Jij wilde columnist worden! Had je je maar eerder moeten bedenken!”
Ik ben dan ook benieuwd wat ik hieronder allemaal te lezen krijg.

Zo lezer, heb je de column helemaal tot hier doorgeworsteld?
Overweeg je om hieronder te gaan reageren?
Dan zou ik het volgende willen zeggen:
“Klotenklapper, drietrapsdebiel, bosmongool!
Ga je reet laten epileren!
Wou je die tanden in je muil houwen of zal ik ze achter in je reet douwen?
Ik weet nog wel een andere optie voor jou!
Pas maar op, want ik ben de grote boze bazbo!”

Apeldoorn, juni 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

“Je gróéit in het onderwijs!”

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:43

“Beste mensen, we gaan beginnen!” zei ik. De klas praatte gewoon door.
“Kom op, jongens! Tassen van tafel, draai je om, gezichten deze kant op. Dan gaan we starten.”
Het leek er niet op dat de klas hoorde wat ik zei.
“Jij daar, ga eens rechtop zitten!” zei ik tegen een jongen. Hij hing met zijn onderrug op de zitting van de stoel, die hij een kwartslag gedraaid had.
“Zo zit ik meer ontspannen en kan ik beter luisteren,” mompelde hij, zonder aanstalten te maken.
“Waarom moeten we dit vak eigenlijk doen, meneer?” vroeg een meisje met een naveltruitje en stekeltjeshaar. Ineens was het rustig in het lokaal. Alle ogen waren op mij gericht.
“Om het diploma te kunnen halen,” zei ik. “Als je dit beroep wilt leren, zul je toch ook wat theorie moeten doen.”
“Maar ik wíl dit beroep later helemaal niet uitoefenen!”
“Dan heb je een probleem.” De klas ging weer door elkaar praten.
“Ik wil naar de politieacademie,” zei het meisje.
“Eigenlijk had ik fysiotherapie willen gaan doen,” riep een ander.
“Ik wilde naar het HBO,” zei de enige andere jongen in de groep.
“Kijk,” legde ik uit. “Je hebt ervoor gekozen om deze middelbare beroepsopleiding te gaan doen, en dan moet je …”
“Ja!” riep weer een ander meisje erdoorheen. “We móésten wel naar het MBO, omdat we te jong zijn voor het HBO.”
“Niettemin, mensen,” zuchtte ik. “Nu ben je hier. Je hebt er voor gekozen om hier dit lesprogramma te volgen. En dus gaan we nu beginnen met de les.”
“Even wachten hoor!” riep een meisje van helemaal achter uit de klas. Ze had een telefoon aan haar oor.
“Wil je die telefoon nu uitdoen?” vroeg ik. “Je weet wat de regels zijn. Geen telefoon aan in de les.”
“Ja, maar dit is heel belangrijk!” riep ze terug.
“Als er een noodgeval is, kan men ook naar de receptie bellen. Dan krijg je ook snel bericht. Dit stoort verschrikkelijk! Kom op, doe hem uit.”
“Ja, dahaaag! Zo gaat het veel sneller. Ik ben zo klaar!”
“Nee, je doet hem nu uit.”
Ze stond op. “Ik ga buiten wel verder met bellen.”
“Als je buiten bent, blijf je ook buiten.”
“Duh! Boeiuh.” Ze liep met de telefoon aan haar oor in de richting van de deur.
“Ik noteer je als afwezig.”
“Man, da’s lullig!” riep ineens weer een heel ander meisje. “Weet jij veel hoe belangrijk het is?”
“Dat kan me niets schelen. Ik ben hier aangenomen om les te geven en dat ga ik nu doen.”
Het meisje met de telefoon liep het lokaal uit. De deur sloeg dicht met een enorme klap.
“Oh, meneer,” klonk het ineens vanuit een andere hoek van de klas. Een meisje met lang blond haar had haar vinger opgestoken. “Ik heb mijn boek niet bij me.”
“Ik ook niet,” zeiden twee anderen.
“Moesten we opdrachten maken, eigenlijk?” vroeg weer een ander. “Ik ben er niet aan toegekomen.”
“Ik ook niet,” zeiden drie anderen.
“Mijn computer deed het niet, gisteren.”
“Ik was al zo druk met een ander vak. Daar moest een werkstuk van af. En dat was voor een punt dat meetelt op het rapport. Dat ging even voor. Ik kon dit vak er gisterenavond niet ook nog bij hebben, hoor.”
“Ik heb het wel gemaakt, maar ik heb het vergeten. Het ligt thuis op de keukentafel.”
“Mijn goudvis was dood, en daar was ik erg door van slag.”
“Ik moet even naar de wc. Ben zo terug.”
“Hadden we huiswerk dan? Ik was er vorige keer niet. Dus ik heb niets gemaakt.”
“Ik ook niet.”
“Vorig jaar heb ik deze module ook al gehad, dus voor mij is het allemaal herhaling. Ik heb de antwoorden opgezocht in mijn schrift van vorig jaar.
“Mijn printer was kapot.”
“Wat heeft het voor zin om deze opdrachten te maken? Het telt toch niet voor je eindcijfer. En waarom leg je eigenlijk zo veel uit? Geef ons toch gewoon je aantekeningen, dan leren we die en dan doen we die toets. Dan kan dit vak vervallen, dit semester.”
“Ik heb dit later toch echt niet nodig, dus voor mij is het toch zinloos.”
“Hé, jongens,” zei ineens een meisje dat tot nog toe niets gezegd had. “Zo schiet het niet op met de les. Geef meneer eens de kans om gewoon les te geven. Dit is ook sneu voor hem.”
Ik keek eens voorzichtig rond op de vloer, alsof ik iets zocht. Langzaam kromp ik ineen. Terwijl de grond aan mijn voeten openscheurde, en ik in het gapende gat verdween, dacht ik:

“Kutpubers, dat is net zoiets als groen gras, een kromme banaan of een ronde cirkel.
Je gróéit in het onderwijs!”

Apeldoorn, juni 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Telefonische enquête

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:38

Bazbo“Ring! Ring!”
“Met bazbo.”
“Goedenavond. U spreekt met Amanda Gleufgeur van Onderzoeksgroep ‘De Loep’. Spreek ik met de heer B.A. bazbo?”
“Momentje. Even mijn ID-kaart controleren.”
“Eh ….”
“Ja, het klopt. Ik ben het.”
“Komt het gelegen dat ik u bel?”
“Maar natuurlijk.”
“We zijn momenteel bezig met een onderzoek naar telefonische enquêtes. Het onderzoek zal ongeveer vijf à tien minuten in beslag nemen. Bent u bereid om mee te werken?”
“Vanzelf.”
“Fijn. Dank u wel.”
“Graag gedaan. Tot ziens.”
“Eh? Het onderzoek is nog niet klaar, hoor, meneer bazbo.”
“O, pardon. Gaat uw gang.”
“Bij de volgende vragen kunt u kiezen uit de antwoorden: ‘nooit’, ‘soms’, ‘gemiddeld’, ‘vaak’, en ‘heel vaak’. Bent u er klaar voor?”
“Nooit.”
“Eh, dat bedoel ik niet. Bent u klaar voor de eerste vraag van dit onderzoek?”
“Vaak.”
“Goed. Dan volgt hier nu de eerste vraag. Hoe vaak per week wordt u benaderd voor een telefonische enquête of onderzoek?”
“Heel vaak.”
“Hoe vaak wordt u benaderd voor een telefonisch onderzoek en het komt u gelegen?”
“Nooit.”
“Hoe vaak wordt u benaderd voor een telefonisch onderzoek en het komt u ongelegen?”
“Altijd.”
“Dat kan de computer hier niet verwerken. U kunt kiezen uit de antwoorden: ‘nooit’, ‘soms’, ‘gemiddeld’, ‘vaak’, en ‘heel vaak’.”
“Ik kan altijd zo moeilijk kiezen.”
“Wat wordt het, meneer bazbo?”
“Heel vaak.”
“De volgende vragen zijn meer open vragen. Wilt u kort en kernachtig antwoorden?”
“Soms. Nou, daar zal ik mijn best op gaan doen. Het ligt er natuurlijk aan wat voor vragen het allemaal zijn. Het zit in principe niet in mijn aard om zeer lang van stof te zijn, hoor. Maar als het gaat over iets dat mij zeer ergert, dan kan ik nogal eens van leer trekken. Dan wil ik vaak mijn stokpaardjes aanroeren. Of juist als het gaat over iets dat mij voortdurend bezighoudt, neem nou bijvoorbeeld mijn verzameling rubber kippen, voordat je het weet klets ik daarover vol vuur – wat wil je ook, je bent niet voor niets verzamelaar van rubber kippen niet? -, en nou als dat eenmaal aan de gang is, berg je dan maar hoor, want dan ben ik nog wel even bezig, weet u wel, zoals laatst toen de meneer die bij ons de ramen wast een blik naar binnen wierp en …”
“Excuseer. Mag ik de eerste open vraag stellen?”
“Altijd.”
“Eh, over welke onderwerpen bent u in de afgelopen twee weken benaderd voor telefonisch onderzoek?”
“Telefonie, belastingvoordeel, financieel advies, leningen, geile lingerie, digitale televisie en politieke voorkeuren.”
“Welke van deze telefonische onderzoeken hebben u het meest geërgerd?”
“Telefonie, belastingvoordeel, financieel advies, leningen, geile lingerie, digitale televisie en politieke voorkeuren. En deze, natuurlijk.”
“Natuurlijk.”
“Vanzelf.”
“Wat zijn de meest voorkomende reacties die bij u opkomen als u benaderd wordt voor een telefonisch onderzoek?”
“Aambeien. Spontaan in de broek kakken. Irriterend tandvlees. Uitslag tussen de tenen. Verbale agressie. Totale terreur in het gezin. Zelfmoord.”
“Aan welke van deze reacties geeft u toe wanneer u benaderd wordt voor een telefonisch onderzoek?”
“Altijd. Ik bedoel: allemaal, behalve de laatste.”
“Dat waren al mijn vragen.”
“Oh, als dat alles was, vond ik het maar niks.”
“Tenslotte, meneer bazbo, zou u dit onderzoek willen beoordelen met een rapportcijfer tussen nul en tien?”
“Altijd.”
“…. eh, wat vond u ervan?”
“Mag ik echt geen elf geven? U heeft zo’n prettige stem.”
“Nee, dat past niet in mijn computer.”
“O. Nou, dan heb ik geen belangstelling. Altijd.”
“Hoe bedoelt u, meneer bazbo?”
“Een fijne avond. Gemiddeld.”
“Klik. Tuut tuut tuut.”

Apeldoorn, juni 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Carlo Piemol op de markt

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:37

BazboCarlo Piemol loopt op straat.
Hij gaat naar de markt.
Carlo Piemol heeft zin in verse vis.
Lekkerbek, haring, paling of kibbeling.
Wat zal het worden?
Carlo Piemol weet het nog niet.
Kijk, daar is de markt.
En daar is de viskraam.

Er staan veel mensen bij de kraam.
Carlo Piemol sluit aan in de rij.
Hij moet een tijdje wachten.
Dan is hij aan de beurt.
Maar dan gebeurt het.

Er staat een meneer naast hem.
De meneer zegt ineens tegen de mevrouw van de viskraam:
“Wat kost tilapia?”
Carlo Piemol is een beetje geschrokken.
Deze meneer kruipt voor.
“Pardon, meneer,” zegt Carlo Piemol.
“Maar ik was aan de beurt.”
De meneer draait zich om.
En kijkt Carlo Piemol aan.

“Ies niet waar!” zegt de meneer.
“Ies mijn beurt!”
De meneer draagt een dik pak.
Met dit mooie weer.
Hij heeft zwart haar en een zwarte snor.
Zijn huid is bruin.
De meneer praat niet zoals andere mensen.
Hij komt uit een ander land.

De mevrouw van de viskraam wordt boos.
Ze roept: “Vuile voorkruiper!
Zo doen we dat niet in dit land!
Je moet je aanpassen.
En integreren.
Anders flikker je maar op naar je eigen land!”
Carlo Piemol schrikt van de mevrouw van de viskraam.

De meneer uit het andere land zegt:
“Iek bied verontschuldiging.
Iek dacht ik ben aan beurt.
Ien mijn land jij moet voor jezelf opkomen.”
De mevrouw van de viskraam schreeuwt:
“Je bent hier niet in je eigen land!
Mensen zoals jij moeten weg!
Die kosten alleen maar geld.
Die inburgeringscursus helpt niet!
Dat zie je maar weer.”

“Meneer,” zegt Carlo Piemol. “Ik begrijp het.
U moet vast wennen aan alles dat anders is.”
“Dank u wel,” zegt de meneer.
“Gaat uw gang. Ies uw beurt.”
Carlo Piemol vindt de meneer heel vriendelijk.
“Dank u, meneer.
Wat voor vis zal ik eens nemen?”
De meneer zegt: “Tilapia ies lekker.
Wij eten veel vies.
Ies gezond en lekker.”
Carlo Piemol vraagt: “Hoe maak ik dat klaar?”
De meneer legt het uit.

Carlo Piemol koopt tilapia.
“Dank u wel voor het recept,” zegt hij tegen de meneer.
“Ies goed,” zegt de meneer. “Iek doe graag.”
Carlo Piemol wil naar huis gaan.
De meneer is aan de beurt.
De mevrouw van de viskraam zegt: “En wat moet jij?”
Dat is niet aardig tegen de meneer.
Carlo Piemol zegt: “Doet u wel beleefd?
Dit is een aardige meneer.
Wij moeten elkaar begrijpen.
En niet discrimineren.”
De mevrouw van de viskar is nog steeds boos.
“Waar bemoei jij je mee, lamlul?” roept ze.
De meneer zegt: “Iek koop geen vies bij jou.
Jij bent een spinazietrut.
Met hengsels.
Ga je snor epileren.
Vieswijf.”
De meneer loopt weg.

Carlo Piemol loopt naar huis.
Hij moet heel hard lachen.
Die avond eet hij tilapia.
Dag, Carlo Piemol!

Apeldoorn, mei 2007

Dit is deeltje 2 uit de Carlo Piemol serie.
Andere deeltjes zijn in voorbereiding.

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Top

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:28

BazboLieve Tim,

Het is nu zaterdagavond 2 juni 2007. Is het al acht uur? Tijd voor het journaal. Ik loop naar de televisie en druk hem aan. Ik heb wel een afstandsbediening, maar ben te ouderwets om hem te gebruiken. Dat gezap altijd. Bovendien kijk ik toch alleen maar naar de publieke zenders. Als het beeld verschijnt, zit ik meteen goed. Het journaal is net begonnen.
Allereerst het dagelijkse nieuws. De gebruikelijke portie ellende. Politiek gezwets, en honger, oorlog, doodslag en corruptie in de wereld. Of een lid van het Koningshuis dat weer eens ergens op bezoek is of bezoek krijgt. Kan mij het schelen. Maar dan ineens!

Beelden van Duitsland. De G8-top nadert. Ik zie de Duitse Bundeskanzlerin dingen zeggen. Ik zie ook de Amerikaanse president dingen zeggen. In flitsen zien we de andere zes wereldleiders ook nog even.
Dan schakelen we over naar een trein die vanuit Zwitserland naar Rostock rijdt. Er zitten allerlei mensen in, jong en oud. Ze willen de wereld verbeteren. Als de interviewer vraagt waarom ze gaan, krijgt hij keurig antwoord. Om te demonstreren. Ze zijn tegen globalisering, en de G8-top beslist over de hele wereld. Het broeikaseffect, Afrika, en vele andere wereldlijke politieke onderwerpen. Ze gaan ons allemaal aan. De mensen in de trein zijn vredelievend en gedreven. Ze hebben hun spandoeken bij zich. Tot donderdag 7 juni houden zij hun alternatieve G8-top.
Vervolgens beelden van Rostock in Noord-Oost Duitsland. Demonstranten komen in botsing met de Polizei en de Duitse Mobiele Eenheid. Dit zijn niet de mensen uit de trein uit Zwitserland. Dit zijn totáál anderen. Ze hebben donkere kleren aan. Ik zie jongeren stenen gooien. Sommigen hebben hun gezicht bedekt met een doek, om niet herkend te worden. Ik zie mannen in uniformen met hun stok slaan. Traangasbommen slaan in. Men roept. Men rent. Het is één chaos.
Dan zien we plotseling het hotel waarin de wereldleiders zullen logeren en zullen vergaderen. Het ligt in het plaatsje Heiligendamm, aan de Golf van Mecklenburg, een uitloper van de Oostzee. Het is een grandioos hotel. Spierwit, met hoge ramen, een rode loper voor de deur en veel Rolls Royces die af en aan rijden. We krijgen nog meer te zien van de omgeving. De pier en de kustlijn van Heiligendamm. De zee is blauw. De camera gaat ook naar het nabijgelegen dorp Bad Doberan. We zien dat deze plekken volkomen van de gehele buitenwereld zijn afgesloten. Er staan hoge hekken met prikkeldraad omheen. Vijfhonderd meter of zes kilometer uit het hotelgebouw. Zelfs in zee staat een hek.
Bad Doberan was overigens al eerder in het nieuws. Prins Claus heeft er zijn jeugd doorgebracht. Maar dat niet alleen. Een paar weken geleden nog haalde het dorp alle kranten. Een nogal bekende man uit de Duitse geschiedenis stond er nog steeds op de lijst van ereburgers. Inmiddels is Adolf Hitler geroyeerd als ereburger.
Terug naar Rostock en de gewelddadigheden. Rook belemmert het zicht. Opnieuw mannen in uniform met een helm op. Ze voeren een charge uit. Allerlei mensen rennen in paniek weg. Sommigen draaien zich om en gooien stenen. Een auto brandt. De verslaggever zegt dat er tientallen gewonden zijn gevallen. De straten liggen in puin.

Ik denk: “Tsjonge.”
En ik denk nog een keer: “Tsjonge.”

Over precies acht weken loop ik daar ook. Jazeker, ik ga daarheen. Maar niet om politieke of maatschappelijk geëngageerde redenen. Ik ga erheen voor muziek.
Ieder jaar, in het eerste weekend van augustus, vindt tussen Bad Doberan en Heiligendamm een muziekfestival plaats. Op de paardenrenbaan. Het hele festival staat in het teken van het leven en werk van de Amerikaanse componist, gitarist, bandleider, filmmaker, sociaal commentator en satiricus Frank Zappa. Het is een bijzonder festival. Niet alleen vanwege de muziek. Vier dagen lang is de omgeving van Bad Doberan en Heiligendamm vol met mensen die eensgezind zijn, die komen voor hetzelfde ding. Hier gaat het om muziek én ontmoeting.
Voor mij is het de zevende keer dat ik erheen ga. Ik ga niet in mijn eentje. Dit jaar neem ik mijn vrouw mee, en zelfs ook mijn zoon. Waarom? Omdat het zo verschrikkelijk gaaf is om al die mensen te ontmoeten. Het is geen groot festival. Integendeel, er komt maar een man of tweeduizend. We treffen er vele vrienden, die we er in de afgelopen jaren hebben gemaakt. Billy is zo’n jongeman, een Apfelsaft zuipende vriend uit Limburg. En dan zijn daar al die andere mensen die vanuit heel Europa naar dit festival komen. Duitsers, natuurlijk. Maar vergeet niet de Hollanders, Britten, Belgen, Zweden, Noren, Italianen, Tsjechen, Oostenrijkers, Finnen, Denen en al die anderen. Er zullen zelfs Amerikaanse bezoekers zijn. Langzamerhand wordt de vaste ploeg steeds groter.
Het bier vloeit rijkelijk, de worsten van een halve meter consumeren we gretig, en voortdurend schalt er een lach over het festivalterrein. Het lijkt wel of de muziek bijzaak wordt.
Natuurlijk bekijken we ook de omgeving. We rijden met de stoomtrein ‘Molli’ naar Bad Doberan, voor een uitgebreid ontbijt in de Stadtbäckerei, of om een blik te werpen op het standbeeld van Zappa. En dan met diezelfde stoomtrein naar Heiligendamm. We wandelen tussen de spierwitte hotelgebouwen door. Alles ligt in serene rust. Aan het eind van de boulevard is een brasserie. Op de houten pier is het druk. We kijken het diepblauwe water in. Bij helder weer is het uitzicht op de kustlijn adembenemend.
Het festival en alles eromheen is voor mij en voor mijn vrouw een hoogtepunt in het jaar. Hier word je niet afgerekend op wie je bent. Iedereen is welkom; iedereen mag zijn wie hij of zij is. Hier heerst vriendschap, vrede en begrip. Deze vier dagen zijn helemaal top.

De televisie vertoont nog altijd gruwelijke beelden van stenen gooiende mensen en meppende soldaten. Ik kan het niet aanzien. Snel druk ik de televisie uit. Over twee maanden ben ik daar. Dan is hopelijk de rust weergekeerd.
Nog verward van wat de televisie heeft laten zien, loop ik naar de stereo en naar mijn platenkast. Onder de letter Z zoek ik naar de muziek die over twee maanden wel degelijk zal verbroederen.

Lieve Tim, zie ik je daar? Groet,

Apeldoorn, juni 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Vandaag geen column

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:23

BazboHet gaat even niet goed met uw columnist.
Hij heeft slecht geslapen, moest toch weer veel te vroeg op en strompelt zichzelf nu de dag door. Het gevoel van schuurpapier in de keel, een voortdurend verstopte neus, niesbuien en vlagen van hoofdpijn: het kan niet op, vandaag. Kortom: een gevoel van algehele lamlendigheid.
Uw columnist heeft vandaag totáál geen zin.
Hij gaat deze keer op de automatische piloot, dus u bent gewaarschuwd. En wat u ervan vindt, zal hem helemaal worst wezen.

Op sommige momenten kan de wereld me compleet gestolen worden.
Normaal wil ik me nog wel eens druk maken over van alles en nog wat. Meestal zijn dat dingen heel dichtbij. Ik ben nogal een structopaat, als dat woord bestaat. Mijn leven zit vol met rituelen en sommige daarvan mag je van mij futiel noemen. Ze zorgen voor overzicht en duidelijkheid in mijn bestaan. Ik heb ze hard nodig. Waar ben je zonder zekerheden?
Zo is het bijvoorbeeld verboden om de afwas te stapelen (anders moet je de onderkanten van de borden ook afwassen), verplicht om de wc-rol zo op te hangen dat het eerste velletje naar je toe hangt, vereist dat je de kaas op de juiste manier snijdt (ik vraag niet voor niets een plat stuk, ja?), en maar goed dat ik geen bijl in huis heb als ik weer eens ontdek dat vrouwlief gebruikte lucifers teruggestopt heeft in het doosje!!!
Waarom ga ik hier ineens zo zitten schreeuwen? Niemand die me hoort.

Er zijn meer dingen in het dagelijkse leven waarover ik me zorgen maak.
Mijn opgroeiende zoon, bijvoorbeeld. Hoe moet dat toch met die jongen, als hij straks op een andere school zijn laatste twee jaren vmbo gaat afmaken. Of de harde schijf van de computer; die raakt toch wel erg vol van al die muziek. Het algemene welzijn van mijn vrouw. Een overleden lid van de schoonfamilie en de nabestaanden. Hoe het met mijzelf gaat, als binnenkort op het werk mijn functie ophoudt te bestaan. Het Senseo-koffieapparaat dat niet goed werkt (gék word ik ervan!). Mijn moeders zwakke gezondheid. De eeuwige krapte in de huishoudportemonnee. Die grote schimmelplek op het plafond op de overloop. Mijn toch wel uitdijende buikje.

Maar ook zaken wat verder weg, die houden me doorgaans bezig.
Politiek gezeik in de gemeente, de provincie of Den Haag. De hufterigheid op straat. Hoe we het milieu en de natuur categorisch om zeep helpen. Die arme negerkindjes. Katten die ergens in het land mishandeld worden. De tas die van een dametje afgepakt is. Dat alles zo duur wordt. De kloof tussen arm en rijk die steeds groter wordt. Dat alles zo jachtig moet in dit leven. Die problemen met die Marokkaanse jongeren. De hele Tour de France aan de drugs. De nier als hoofprijs in de Donorshow. Al die auto’s op straat. Het geweld rond het voetbalveld. De conducteur die wéér minder langskomt in de trein. Kleine kinderen die spoorloos verdwijnen. Meisjes, vrouwen en dieren die seksueel misbruikt worden. Een ramp hier. Watersnood daar.
Ellende overal.

Maar vandaag kan me dat allemaal aan mijn kont roesten. De pen ligt stil en het scherm blijft leeg. Voor mijn part loopt een ieder naar de maan.
Ja, zelfs de lezers laten me nu koud. “Ze zullen het toch wel weer een k**column vinden,” mompel ik, terwijl een steek in mijn hoofd me mijn ogen doet dichtknijpen. “En deze keer hebben ze nog gelijk ook.”

Op deze dag heeft de columnist geen mening en geen verhaal te vertellen. Hij geeft zich nog maar eens over aan een hevige niesbui, die de bodem onder zijn voeten doet dreunen. Vocht loopt uit zijn neus en zijn ogen. Alles in zijn lichaam doet pijn.
Hij draait maar weer eens wat van de helende muziek van David Sylvian. Uit een kastje pakt hij het flesje Otrivin neusspray en een hoop tabletten paracetamol en Trachitol. Dan gaat hij terug naar bed.
Het gaat gewoon even niet goed met uw columnist.

Een fijne dag, allemaal.

Apeldoorn, mei 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Zomers vooruitzicht

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:19

BazboOp 13 april trok ik mijn schoenen en sokken uit. Sindsdien loop ik met blote voeten in mijn sandalen. Ik hoop dat het me dit jaar ook weer lukt om het zeker tot oktober vol te houden.
De periode van eind april en begin mei van dit jaar was klimatologisch gezien een uitzonderlijke tijd. Veel zonuren per dag en zomerse temperaturen. Behalve de boeren genoot iedereen er zichtbaar van.
De terrassen zaten vol, het witbier schuimde, de zonnebrandolie kwam weer tevoorschijn, de tuinen stonden in bloei, mensen trokken erop uit en droegen zo min mogelijk kleren op het lichaam.
Gebruinde hoofden, filmsterrenzonnebrillen, teenslippers, hemdjes, bermuda’s, korte rokjes, topjes: alles deed heerlijk zomers aan.

Het allermooiste van een dergelijke zonnige periode vind ik zelf het prachtige uitzicht op breekbare meisjes die zich luchtig kleden. Ik weet het: ik ben getrouwd, en ook nog ’s erg oud, maar het bloed kruipt waar het graag gaat. De radar staat voortdurend aan, zal ik maar zeggen.
En het aanbod is vaak zo overweldigend.

Vorig jaar, en de paar jaren ervoor, werd de zomermode gedomineerd door de heupbroek en het naveltruitje. En ik vind die kledij wel wat hebben. De aanblik van vrouwelijke schoonheidjes in dergelijke uitdossing doet mij verlangen naar dingen waarnaar een gehuwde man eigenlijk niet zou moeten verlangen.
Excuus. Hier moet ik even een korte pauze houden. Het water staat me namelijk hoog in de mond.

(Korte pauze. Tijdens het intermezzo klinkt: “Clavell Morenet” door La Troba Kung-Fú, in mijn ogen dé leukste zomer-cd van dit jaar. Kijk eens, krijgt u zomaar een muziektip van mij cadeau! Overigens, de dames Clara Morena en Mayra Andrade hebben ook mooie zomerplaten gemaakt. Allemensen, wat een tips toch weer. En dat allemaal in een column over de zomer!)

Zo, daar ben ik weer. Waar had ik het ook weer over? Dat geheugen van mij, dat is niet meer wat het geweest is. Oja, het ging over de zomerse aankleding van veel meisjes op straat. Naveltruitjes en heupbroeken. Over het algemeen erg mooi, vind ik.

Maar je hebt ze erbij. Die een naveltruitje en een heupbroek dragen, én in de taille rijkelijk voorzien zijn van reservevlees. Op zich is het helemaal niet erg dat een meisje of vrouw wat steviger is. Het uiterlijk van de modieuze gratenbaal is nu eenmaal niet bereikbaar voor iedereen. Bovendien is het niet echt een representatieve weergave van het volume van de gemiddelde hedendaagse vrouw.
(Over het misleidende beeld van ‘de ideale vormen van de vrouw’, dat reclames en media schetsen, kan ik overigens een nog veel uitgebreidere column schrijven, maar dat is voor een volgende keer. Help me onthouden.)
Vollere dames zien we nu eenmaal meer in het straatbeeld dan die wandelende ribbenkastjes.
(Dat veel mannen stiekem verlangen naar een voluptueuze vrouw, laten we hier maar even buiten beschouwing.)
Nee, het is geen schande dat iemand voorzien is van ‘love-handles’. Absoluut niet. Maar om ze nou in het openbaar tentoon te stellen, gaat me wat ver. Dat overschrijdt mijn gevoel voor esthetica. Over ‘love-handles’ gesproken: ik paradeer toch ook niet met mijn ‘pientere pookje’?
(Voor ‘love-handes’ bestaat ook een Nederlands woord. Maar dat bezigt men niet in een fatsoenlijke column.)

Aanvankelijk dacht ik de oplossing voor deze affreuze aanblik te hebben gevonden in een landelijke oproep.
“Lieve meisjes die wat breder in de taille zijn, doe er alsjeblieft iets aan. Voorkom horizonvervuiling. Bespaar mij de aanblik van de ‘love-handles’. Zeker als er op de onderrug ook nog een uitgezakte tattoo te vinden is.”
Ik ben echter bang dat aan mijn oproep geen gehoor wordt gegeven. Daarom moeten we de ware oorzaak in Europees verband of op globaal niveau aanpakken! Geloof me, het is nog niet te laat!

We moeten echt alles op alles zetten om de gevolgen van het broeikaseffect zoveel mogelijk tegen te gaan. Hoe warmer het op de aarde wordt, hoe hoger de temperaturen in ons land, hoe langer de zomer duurt, hoe langer we moeten kijken naar die afzichtelijke blubberbuiken.

Ik wens u desondanks toch een smakelijke zomer.

Apeldoorn, mei 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Ouwe zak met heimwee

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:11

Bazbo“I was so much older then
I’m younger than that now”

(uit: Bob Dylan’s ‘My Back Pages’)

Allahmachtig, ik ben vandaag 42 jaar oud geworden. Het gaat hard. Ondertussen ben ik er een beetje aan gewend, maar een paar jaar geleden had ik het wel moeilijk. Die veertig, daar zag ik als een Vaalsberg tegenop. Veertig is het teken van het einde der tijden.
Vroeger, toen ik een tiener was, vond ik iemand van twintig al oud; toen ik twintig was leek een dertiger een bejaarde en toen ik dertig werd beschouwde ik iemand van veertig als een fossiel dat al dood is, maar daar nog even aan herinnerd moet worden. Met andere woorden: ik kon mij absoluut niet voorstellen hoe of ik zou zijn als ik ouder zou worden. En áls ik het me niet kon voorstellen, dan zou de enige logische conclusie zijn: ik haal het ouder worden niet eens. Met nog weer andere woorden: ik ga voortijdig de pijp uit. En iedereen die mijn brieven, mijn verhalen en mijn boeken kent, die weet: de dood, daar ben ik doodsbang voor.

Nu ik dan uiteindelijk zo verschrikkelijk oud ben geworden, beschouw ik mijzelf dan ook maar als dood, onlevend, overleden, gestorven, kassiewijle en het hoekje om. Hetgeen mijn angst voor het oud worden en mijn schrik voor het oud zíjn een stuk draaglijker maakt. Ik zie het dan maar als een nieuwe fase in het leven; wat moet je anders?

Zo dood als een pier ben ik. Ik geloof zo langzamerhand steeds meer dat ik echt niet meer van deze wereld ben. Mijn werkelijkheid slaat nergens op; tenminste, hij past niet meer in deze tijd. Ik heb geen auto – sterker nog: ik kan niet eens rijden -, ik heb geen modebiele telefoon, ik gebruik geen creditcard, mij ontbreekt een mp3-speler of iPod, ik loop niet op straat met dopjes in mijn oren, en hoe ik DVD’s moet branden daarvan ben ik al helemaal niet op de hoogte. In hoeverre pas ik nog in het straatbeeld? Ik koop bijna niets meer bij de supermarkt, ik ga niet (meer) naar familiecampings en huisjesparken, hamburgerverkooppunten hebben een slechte aan mij, ik betáál nog in de winkel voor het cd’tje dat ik graag wil hebben, ik loop alweer een paar weken op blote voeten in mijn sandalen, ik eet pastinaken en postelein en raapstelen en schorseneren, en in de bus lees ik nog een boek. Een boek, zou iemand in de wereld nog weten wat dat is?

Toevallig ging mijn stijgende leeftijd én mijn veertigste verjaardag gepaard met een lichte promotie in mijn werk. Soms vallen gebeurtenissen als puzzelstukken in elkander, als iemand begrijpt wat ik niet bedoel.
Dan schakelen we nu even over naar een gesprek dat plaatsvond op mijn veertigste verjaardag.

“Jeetje, Bas,” zeiden mijn moeder en schoonmoeder in koor, “wanneer doe jij nou eens iets aan al dat haar?”
“Daar doe ik helemaal niets aan. Het is juist de bedoeling dat er niets aan gebeurt.”
“Laat jij je haar soms groeien?”
“Hmm, laat me eens denken. Ik doe niets aan mijn haar; wat zou er dan mee gebeuren?”
“Maar waarom? Zo kennen we je helemaal niet!”
“Tijd om me te leren kennen. Het is allemaal oedipaal, ma. Het heeft te maken met een hoop onverwerkte jeugdtrauma’s en daarbij: een nieuwe fase in het leven vraagt om een nieuw image.”
“Nieuwe fase, zegt hij. Hij klinkt al aardig op leeftijd.”
“Toch leuk om te merken hoe we om die onverwerkte jeugdtrauma’s heen weten te praten. Maar waar het om gaat is: wees nou maar blij dat deze nieuwe levensfase alleen maar gepaard gaat met een verandering in werk en in uiterlijk.”
“Hè? Hoe bedoel je dat nou weer?”
“Nou, menige veertiger gaat er vandoor met een ander wijf.”
“O? Heb jij een andere vrouw dan?”
“(zucht) Nee. Gelukkig niet. Ik moet er niet aan denken, al dat gedoe van scheiden en kinderen verdelen, van opnieuw iets opbouwen en gestuntel met condooms.”
“Jeetje, waarom gaan jullie uit elkaar? Toch niet vanwege de seks zeker? Nu is dat misschien nog belangrijk voor je, maar er komt binnenkort een tijd dat dat allemaal niet meer zo nodig hoeft, hoor. Tenminste: ík moet er niet meer aan denken op mijn leeftijd.”
“Fijn.”
“Maar condooms, is dat nog steeds verplicht tegenwoordig?”
“Ma, ik ben al drie jaar gesteriliseerd, dus condooms hebben we niet meer nodig.”
“Gesteriliseerd? Hij vertelt ons nooit iets. Waar was dát nou voor nodig?”
“Om ervoor te zorgen dat ik mijn kwade genen niet verder kan verspreiden.”
“Kwade genen, zegt hij. Ik weet niet van wie hij die heeft, hoor, die kwade genen. Niet van óns, in ieder geval. Zó heb ik hem niet opgevoed!”

Ineens verlang ik naar de brievenbus die gewoon rood is in plaats van oranje. Of de oude vertrouwde blauwe treinstellen van de NS. Heinz ketchup in een fles die nog gewoon rechtop staat in plaats van op de kop. Tandpasta in een tube van metaal. Een bankgebouw dat je binnen loopt, en waarin je aan de juffrouw achter de balie vraagt: “Mag ik vijftig gulden opnemen?” Witte ziekenauto’s in plaats van knalgele. Blauwe briefjes van tien. Een krant die je hele ontbijttafel in beslag neemt als je hem open slaat. Lego zonder poppetjes. De kleuterschool, de lagere school, de middelbare school, de LTS en de Mavo. Een Citroën Snoek die bij het starten eerst moet ‘opstijgen’. Koffie uit een filter in plaats van uit pads. Een telefoon met een draaischijf; een lokaal telefoonnummer dat nog uit vijf cijfers bestaat. Flipje uit Tiel. De auto’s op straat die ik herken van mijn autokwartet; meer auto’s heb je niet. ‘Toppop’ met Ad Visser. Een vinyl elpee op de draaitafel. Mijn schetsboek. De mechanische typemachine. Televisie op twee netten, en alleen ’s avonds. Patat eens in de maand op zaterdag. Waar is mama die mijn boterhammen smeert voor tussen de middag?

Begrijpen jullie een beetje wat ik bedoel?
Zeg niet dat ik in een midlifecrisis verkeer. Want als dat zo is, dan is-ie chronisch.

Apeldoorn, 17 mei 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Het klopt nooit

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 23:06

BazboDe broer van mijn vrouw is dood.

Hersenbloeding. Met veel bombarie werd hij opgehaald. Hij haalde de plaatselijke krant. Niet dat zijn naam erbij stond. Zo was hij niet. Maar het hele dorp liep uit. Hij was bekend bij een ieder.

Een man die nog in de bloei van zijn leven was.
Lieve vrouw. Prachtige zoon.
Een eigen zaak. Was hard voor zijn werknemers; hád hart voor zijn werknemers.
Altijd eerlijk en oprecht. Recht door zee. Maakte van zijn hart geen moordkuil. Geliefd bij zijn vrienden; gevreesd bij ieder die ruzie met hem had.
Niet altijd even genuanceerd. Schopte soms tegen heilige huisjes. Deed mensen om zich heen verdriet.
Eigenwijs mannetje. Ging altijd zijn eigen gang. Trok zich van niemand wat aan.

Harde jeugd; veel meegemaakt. De gebrande hand is de beste leermeester.
Lag krom voor zijn jonge gezin; niets mocht het ze ontbreken. Het beste van het beste. En het ging steeds beter.
Zijn vrouw bleef nog steeds even lief; zijn zoon werd een jongeman die later de zaak zou overnemen.
Vakantie hier, mooi huis daar. Lekkere auto onder de kont, groot feest als er iets te feesten was.
Je kunt zeggen wat je wilt; hij heeft geleefd. Geleefd zoals hij het wilde. En dat verdient alle respect. Mijn respect in ieder geval.
Kijk, daar zit hij met zijn biertje. Glaasje jenever ernaast.
Laten we het met hem vieren.

Zie hem daar liggen. Een ziekenhuisbed op de Intensive Care. Een complete muur aan apparatuur.
We staan naar hem te kijken. Slangen uit zijn mond en zijn neus. Zijn borst gaat zachtjes op en neer. Hij ademt nog. Dit is niet de Zwager zoals ik hem wil kennen.
Een familielid staat erbij en weet niet wat te zeggen.
“Kijk, dat is zijn hand,” zegt ze.
“Wat dacht je dan?” vraag ik me stilletjes af. “Zijn elektrische grasmaaier?” De grap past niet. Geen enkele grap past. Niets past.
Ineens klinkt er allemaal gepiep uit een van de honderden apparaten uit de muur. Iedereen om het bed schrikt en trekt wit weg. Er komt een zuster. Ze drukt op een knop. Het gepiep stopt.
Pas later, als iedereen afscheid genomen heeft, gaat de stekker eruit.
Essentiële organen heeft hij beschikbaar gesteld als donor. Zó’n man was het.

Mensen met krullen willen steil haar; mensen met steil haar willen krullen.
Mensen die een kind willen, kunnen er soms geen krijgen; er zijn vrouwen die zwanger zijn, maar het kind niet willen krijgen en abortus laten plegen.
Er zijn mensen die hopeloos zoeken naar een partner; sommige stelletjes zijn elkaar zat en gaan scheiden.
Als je jong bent, wil je graag ouder lijken; als je ouder wordt, wil je jonger lijken.

De broer van mijn vrouw is dood.
Het leven is oneerlijk. Het klopt nooit.
Wij klootzakken blijven leven. De mensen die je dierbaar zijn gaan dood.

– voor Gerard

Apeldoorn, 7 mei 2007

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Carlo Piemol viert feest

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2007 — bazbo @ 22:59

BazboCarlo Piemol viert feest.
Buurman Barman ergert zich aan het lawaai.
Hoe een luidruchtig feest kan zorgen voor verdraagzaamheid.
De tolerante samenleving is dichterbij dan we denken!

Carlo Piemol is jarig.
Hij krijgt een heleboel mensen op bezoek.
De vrienden Felix en Vincent.
Tante Huppeldepup en ome Nogwat.
Opa Poepchinees en neef Noga.
En nog veel meer mensen.
De bel gaat.
“Alweer bezoek,” denkt Carlo Piemol.
Hij loopt naar de deur en doet hem open.
Het zijn de twee nichtjes Tok en Tak.
“Wat leuk dat jullie er zijn,” zegt Carlo Piemol. “Kom binnen.”

“We hebben ook nog wat voor je meegebracht,” zegt Tok.
“O, het zal wel weer een paar sokken zijn,” zegt Carlo Piemol.
“Nee hoor,” antwoordt Tak, “het is een uitschuifbare rolladetang!”
“Wat leuk!” reageert Carlo Piemol. “Die had ik nog niet!”
“Dan heb je hem nu,” zegt Tok.
Ze trekken hun jas uit.
“Willen jullie wat drinken?” vraagt Carlo Piemol.
“Ja, doe maar wat fris,” zegt Tak.
“Een dubbele wodka of zo.”
“Hè gadverdamme, jullie lijken Margreet Dolman wel.”

In de kamer van Carlo Piemol is het gezellig.
Het is er mooi versierd en er zijn veel mensen.
De vrienden Felix en Vincent.
Tante Huppeldepup en ome Nogwat.
Opa Poepchinees, neef Noga en de nichtjes Tok en Tak.
En nog veel meer mensen.
Er wordt gezongen en gedanst.
De muziek is erg goed.
Frans Bauer en Jan Smit en zo.
De gasten worden al aardig bezopen.

Buurman Barman leest een boek.
‘De avonturen van Bertus Blotekont’.
“Snotverdomme,” zegt hij hardop.
“Wat een takkelawaai hiernaast.
Zo kan ik me toch niet concentreren op wat ik lees?
Wat een tyfusklereteringpleurisgeluid!
Kan het potverdepotver niet wat zachter?”
De muziek wordt alleen nog maar harder.
Hij kan de buren horen lallen.
Buurman Barman staat op en loopt naar de muur.
Met zijn twee vuisten timmert hij er op los.
Het helpt geen ene sodemieter.
Het hoofd van buurman Barman wordt nu heel rood van woede.
Hij pikt het niet langer meer.

De bel gaat.
“Alweer gasten?” denkt Carlo Piemol.
Hij doet de deur open.
“Dag buurman Barman, wat leuk dat u ook op mijn feestje komt!”
Maar buurman Barman zegt:
“Ik kom helemaal niet voor jouw feestje.
Ik wil een boek lezen.
Ik wil geen kloteherrie aan mijn kop.
Dus doe die pokkemuziek zachter of ik haal de politie erbij!”
“Sorry hoor,” verontschuldigt Carlo Piemol zich.
“Maar het is hier ook zo gezellig!”
“O ja, is dat zo?” vraagt buurman Barman.
“Dat wil ik dan wel eens zien.”

Het is zeven uur in de ochtend.
Het feest is nog in volle gang.
Buurman Barman lalt mee met de laatste hit van Normaal.
Hij heeft de nacht van zijn leven gehad.
“Dit is veel leuker dan een boek lezen,” zegt hij.
“En ik heb nog een lekker wijf versierd ook!
Die Tok heeft een fijne set tieten!
Wat een heerlijk zatte zooi hier!
En dat lawaai… wie kan dat nou ene fuck schelen?”
“Je hebt gelijk!” roepen alle gasten.
En ze vieren het feest nog heel lang door.
De vrienden Felix en Vincent.
Tante Huppeldepup en ome Nogwat.
Opa Poepchinees, neef Noga en de nichtjes Tok en Tak.
Carlo Piemol én buurman Barman.

(Dit is deeltje 1 van de Carlo Piemol serie.
Andere deeltjes zijn in voorbereiding.)

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 
« Vorige paginaVolgende pagina »