bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

29-12-2022

Verrassingsmenu (#zkv)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

‘Welkom in ons restaurant.’ Ze keek hem aan met haar bordercollieogen. ‘Hier is onze kaart. U kunt natuurlijk iets à la carte bestellen, maar u kunt ook kiezen voor een driegangenverrassingsmenu.’
‘Dan laat ik me graag verrassen door de kok,’ zei hij.
‘Uitstekend.’ Ze pakte de kaart weer van de tafel. ‘Zijn er nog allergieën? Dingen die u niet lust of iets wat u juist heel graag wilt? Wat vindt u echt lekker?’
‘Op z’n hondjes!’ blafte hij.


Apeldoorn, november 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

22-12-2022

Apart – Lotgenoten (0047)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

Het is ondertussen aardig koud ’s morgens vroeg. Terwijl ik mezelf nog wat meer begraaf in m’n sjaal en dikke jas, kijk ik of de bus er al aan komt. Nee. Niet gek, want ik ben ruim op tijd. Zo’n honderdvijftig meter verderop zie ik wel beweging bij de geldautomaat. Er loopt of nee springt iemand heen en weer. Hij zwaait met zijn armen. Hoor ik hem nou ook schreeuwen? Het lijkt wel of hij danst.
Er loopt iemand anders met een boog om hem heen en die komt nu naar de bushalte toe gewandeld. Ik herken hem aan de manier van lopen. Het is de meneer die er straks na een halte of vijf uit moet, daar waar de sociale werkvoorziening is.
‘Heb je die man daar gezien?’ vraagt hij als hij vlakbij is gekomen. ‘Zo’n aparte kerel.’
‘Ik denk dat hij wat in de war is,’ antwoord ik.
‘Heel apart,’ herhaalt de man. Hij draait zich om en kijkt nog eens naar de luid roepende en dansende persoon bij de pinautomaat.
Ik glimlach.
Er is nog iemand in de abri bij komen staan. Reuze gezellig in alle vroegte. Het is de jonge vrouw die dagelijks bijna aan het eind van de rit uitstapt bij de instelling voor psychiatrische zorg.
‘Heb je die vent gezien?’ lacht ze. ‘Die zit stijf onder de drugs, haha!’

Ik moet denken aan gisteren. Het was half vijf en bij het station vanwaar mijn streekbus naar huis zou vertrekken heerste chaos. Het hele plein was afgezet. Ik zag een compleet wagenpark aan politieauto’s, brandweerwagens en ambulances. Er was zelfs een hoogwerker ter plaatse. Een menigte van reizigers was gestrand en stond te wachten en toe te kijken. Ik ving flarden van gesprekken op en keek door de neervallende regen en langs wijzende armen en vingers naar het plein. Daar! Daar boven op de bovenleiding van de trolleybussen, daar stond een man te schreeuwen en te zwaaien met een mes.
Hulpverleners probeerden de man te benaderen en over te halen naar beneden te komen. Het lukte niet. De man klom nog verder van iedereen vandaan, leek zich te verschansen maar stapte daarna weer naar een andere plek.
‘Waarom halen ze die vent er niet af?’ riepen mensen om me heen. ‘Gooi toch gewoon een paar stenen, dan valt hij wel naar beneden.’
‘Ik wist het wel. Geef hem een pak rammel.’
‘Zo kom ik te laat thuis. Ik wilde nog van alles en dat kan ik nu wel vergeten.’
Ik had er ook een tijd gestaan en wat gezocht, misschien kon ik via een andere weg toch bij het station komen. Daar was het warmer en kon ik wachten tot er uiteindelijk toch een bus zou vertrekken. Om half zeven zag het ernaar uit dat het voorlopig nog niet voorbij was. Hulpverleners waren nu ook op de bovenleiding geklommen en probeerden de man met woorden te overreden. De hoogwerker kwam naderbij en in het bakje stond iemand hem de hand toe te steken. Ik zag het metaal van het mes blinken in de schijnwerpers die op de man gericht stonden. Even zakte hij door zijn knieën en kroop hij een stukje terug, toen stond hij weer op en deed stappen naar zijn redders, onderwijl zwaaiend met zijn mes.
‘Daar gaat mijn avond!’ riep iemand. ‘Nou staan er zo veel politieagenten met een wapen! Kan iemand niet schieten?’
Ik had genoeg gehoord. Ondanks alle mededogen dat door mijn lief gierde, draaide ik me om. Met inmiddels zeer koude voeten liep ik van het station weg. Verderop kon je het spoor onderdoor en via de achteringang bij de treinen komen. Die reden gelukkig wel. Reizen moest ik wel via een ruime omweg en om kwart voor acht was ik thuis. Daar maakte ik me geen zorgen over. Wel spookten nog lang de beelden door mijn hoofd van de verwarde man zo hoog boven het asfalt.

‘Hahaha, wat een vent!’ giert de vrouw. ‘Hij loopt daar te juichen en te zingen en probeert geld uit de automaat te halen, maar volgens mij zonder bankpas.’ Ze slaat zo ongeveer op haar knieën van het lachen. ‘Ik heb wel eens vaker een rare gezien maar nog nooit iemand die zo onder de drugs zit, hahaha!’
Ik krijg tranen in mijn ogen en dat is niet van de kou. Gelukkig komt de bus er aan.

Wat een avonturen weer.


Apeldoorn, december 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

15-12-2022

Pelgrim (#zkv)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

Ik bezocht een lezing van iemand die naar Santiago de Compostela was gelopen.
Ooit wil ik dat ook doen: wekenlang wandelen, liefst in mijn eentje. Ter voorbereiding lees ik me in en zat ik nu in het kille, nauwelijks tot de helft  gevulde zaaltje. Op saaie toon vertelde de spreker waar hij tijdens zijn pelgrimstocht tegenaan was gelopen. Een lantaarnpaal, een stuk schrikdraad en een tegemoetkomende schoolbus.
Er viel slechts één gewonde. Ik stond op en liep teleurgesteld terug naar huis.


Apeldoorn, november 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

08-12-2022

Hoog tijd voor een kroegverhaal (31)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

‘Wat drink jij nou?’ vroeg hij.
‘Water,’ zei ik. ‘Uit de kraan.’
Erik draaide zich om en braakte over de toog.
‘Getsie,’ zei ik.
‘Moet jij zeggen.’ Hij veegde zijn mond af met zijn mouw. ‘Met je water.’
Ik zei: ‘Als zelfs Connie Palmen stopt met drinken, dan moet het toch van enige waarde zijn.’
‘Ach jongen, gaat heen.’
‘Oké.’ Ik draaide me om en liep naar een lege tafel.
Het was sowieso leeg in café De Sapstengel. Er was niemand behalve Erik, dan. En ik. Ik nam plaats op een eveneens lege stoel. Er zaten spetters met brokken op mijn glas, zag ik, dus dat zette ik ver van mij af op tafel. Het was toch grotendeels leeg.
Van een afstand keek ik naar Erik. Die leek wat ongemakkelijk te bewegen in de buurt van de bar. Opnieuw boog hij voorover en ik zag een grote golf viezigheid uit zijn mond spetteren. Waarom ging hij niet even naar het toilet? En waarom stond er niemand achter die bar om hem een doekje te overhandigen, zodat hij alles zou kunnen reinigen? Het personeelsgebrek begint problematische vormen aan te nemen. Bij nader inzien interesseerde het hele gebeuren me maar matig, dus richtte ik mijn aandacht op iets anders. Maar wat?

Wacht, de deur van het café ging open. Wie hadden we daar?
‘Wie hebben we daar?’ vroeg ik aan de persoon die op mij af kwam.
‘Ik ben het,’ antwoordde ze.
‘Dat zie ik,’ zei ik, ‘maar hoe heet je?’
‘Antoinette. Herken je mij niet meer?’
‘Excuus. Ik zie en ontmoet veel mensen. Mijn geheugen laat me af en toe in de steek.’
‘Mag ik erbij komen zitten?’ vroeg ze.
‘Waarom?’
‘Omdat we anders allebei alleen zitten.’
‘Ik zie geen probleem.’
‘Maar een café is toch een ontmoetingsplaats?’
‘Dat is één van de vele mogelijkheden,’ antwoordde ik. ‘Je zou om vele redenen de gang naar een café kunnen overwegen.’
‘Zo ken ik je weer, Bas.’ Ze grinnikte en nam plaats aan tafel. ‘Volgt er nu een lange opsomming van redenen om naar een kroeg te gaan? Van reële tot absurdistische?’
‘Ik vind dat wel leuk, dat je grinnikt.’
‘Dank je. Ik had het even nodig. Tijden zijn soms zwaar. Maar als jij er dan bent om de boel te relativeren, dan weet ik weer dat het allemaal mee valt.’
‘Het valt niet mee. Of toch wel? Waar had ik het eigenlijk over? Hoe kun je nou zeggen of iets mee valt als je niet eens weet waarover je het hebt?’
Ze legde haar hand op mijn arm en glimlachte. ‘Precies.’
‘Precies? Wat bedoel je eigenlijk?’
‘Dat ik dat heerlijke ontregelende van je heb gemist.’
‘Waar ken ik jou eigenlijk van?’
‘Weet je dat niet meer?’ De glinstering in haar ogen was plots verdwenen. ‘Er waren tijden dat we elkaar veel troffen in cafés zoals dit.’
‘Dat moet lang geleden zijn geweest.’
‘Ja, toen dronk je nog.’
Als ze zegt: en toen was je leuker, dan sla ik haar op d’r mooie smoeltje. Ze zei het niet.
‘Maar dat was toen. Nu vind ik je een stuk interessanter.’
‘En het scheelt een boel dweilen.’
‘Ik begrijp je niet?’
‘Geeft niet.’
‘Zullen we iets drinken?’ vroeg ze.
‘Ik niet.’
‘Dan haal ik even aan de bar.’
‘Misschien staat er iemand om je te bedienen.’
‘We zullen zien.’

Daar zat ik weer. Alleen. Ik had zin om weg te gaan. Dat deed ik.
Bij de deur stond Erik. Er zat een vieze vlek op zijn overhemd en bij nadere beschouwing zaten er ook vlekken op zijn jas en zijn broek en zijn schoenen. En er droop een hoop kots uit zijn baard.
‘Zeg Bas,’ begon hij, ‘hoe deden de mensen dat vroeger eigenlijk?’
‘Wat?’ Ik keek hem niet aan, in de hoop dat ik niet onpasselijk zou worden.
‘Dat constante zagen, zeuren en zeiken over van alles en nog wat, wat er nu op de socials gebeurt? Niet iedereen ging regelmatig naar de kroeg neem ik aan.’ Hij begon weer over te geven.
‘Ach, hou toch op,’ zei ik. ‘Ik word knettergek van je gezanik.’
‘Tijd voor een kroegverhaal?’
‘Hoog tijd.’


Apeldoorn, november 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

01-12-2022

Benauwd (#zkv)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

‘Ik voel me benauwd in onze relatie,’ zei ze. ‘Het is alsof je me verstikt. Ik krijg van jou zo weinig ademruimte.’
‘Je brengt me op een idee,’ zei hij. ‘We zouden het inderdaad allemaal wat spannender kunnen maken.’
‘Hoe dan?’ vroeg ze. ‘Je wilt toch geen open relatie of zo?’
‘Nee hoor,’ antwoordde hij. ‘Maar wat dacht je van wurgseks?’


Apeldoorn, november 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

24-11-2022

Gas – Lotgenoten (0046)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

Well the toilet went crazy yesterday afternoon
The plumber he said: ‘Never flush a tampoon’
This great information cost me half a week’s pay
And the toilet blew up later on the next day


– Uit: Flakes (Frank Zappa)

Lotgenoten,

We zagen de vrachtwagen al door de straat rijden. Veel te ver. Ho! Hier moet je zijn! zwaaiden we vanaf de tweede verdieping. De telefoon ging. De bezorger. Waar of hij wezen moest. Hij stond bij huisnummer 27, maar daar was geen reactie.
‘Nee klopt,’ zei ik. ‘Je moet ook op nummer 79 zijn. Het staat goed op de koopovereenkomst, maar niet op de factuur die jullie me hebben gestuurd. Ik heb hier al vier keer over gebeld en al vier keer zei een aardig iemand aan de andere kant van de lijn dat hij of zij het zou wijzigen.’

We gaan van het gas af. Binnenkort laten we in ons appartement overal infraroodpanelen plaatsen, zodat we de cv-installatie niet meer hoeven te gebruiken. Onlangs lieten we diezelfde cv-installatie én de combiketel opnieuw instellen, opdat we zuiniger stoken en we het water op zuinige wijze verhitten. De (elektrotechnisch) installateur liet nogal op zich wachten, maar begin oktober was het zover. Tegelijkertijd lieten we hem een wandcontactdoos in de keuken aanbrengen, waar de perilex-stekker van ons bestelde inductiefornuis in kon. Dat fornuis hadden we in de eerste week van september bij een niet nader te noemen keukengigant besteld. Het was eenzelfde fornuis als we al hadden, met drie ovens en vijf gaspitten (terwijl we maar twee handen hebben!), maar dan met een inductieplaat erin in plaats van die gaspitten.
Op een mooie woensdagmorgen in oktober zouden we ons mooie nieuwe kooktoestel bezorgd krijgen.

‘Zo,’ zei hij. Het enorme pakket stond midden in de woonkamer. ‘Dan wens ik jullie nog een fijne dag.’
‘Helemaal niet,’ zei ik. ‘Je gaat hem ook nog installeren en plaatsen.’
‘Nee, ik ben alleen van de bezorging.’
‘Maar ik heb bij de aankoop geregeld dat er iemand mee zou komen die het fornuis ook gaat monteren.’
‘Nou, ik niet, want ik bezorg alleen maar.’
‘En nu? Wie gaat het apparaat plaatsen?’
‘Ik zou het niet weten.’
‘Ja, maar wat nu? Met wie kan ik contact opnemen?’
‘Geen idee. Ik zou het bij de winkel proberen. Fijne dag.’

‘Ik hoor van de receptie dat er iets niet goed gaat.’
‘Dat kunt u wel zeggen. Zojuist is ons bestelde fornuis bezorgd. Ik heb bij de aankoop ook een monteur geregeld die ons fornuis zou installeren, maar die zat er niet bij.’
‘Ja?’
‘Hoe laat komt vandaag de monteur?’
‘Ik kijk even in de planning. Vandaag gaat niet lukken.’
‘Jawel, hoor. U regelt dat er vandaag nog een monteur komt. Ik heb gisterenavond het oude fornuis uit de keuken gehaald.’
‘Vandaag gaat echt niet meer lukken, zie ik.’
‘En hoe laat komt er morgen dan iemand?’
‘Nee, deze week sowieso niet meer. Ik kijk even … het wordt zeker eind van de volgende week.’
‘Vááááát? Eind van de volgende week? Dan staat het fornuis dus tien dagen midden in de woonkamer hier en moet ik dus het oude fornuis weer terugplaatsen!?’
‘Dat lijkt me het beste, ja.’
‘Kan het echt niet eerder?’
‘Nee, het wordt op z’n vroegst volgende week vrijdag. Ik wens u nog een fijne dag.’
Er kon geen sorry van af.

Die avond aten we buiten de deur en de volgende dag hielp iemand me om het oude fornuis weer terug te plaatsen. Zo’n joekel van negentig centimeter breed en met drie ovens erin is geen lichte kost.
Een week later belde ik voor de zekerheid de keukenboer nog even.
‘Goedemorgen. Ik bel voor de zekerheid. Er moet morgen een monteur ingeroosterd staan om bij ons een fornuis te plaatsen en installeren.’
‘Wat is uw postcode?’
Ik noemde mijn postcode.
‘Op nummer 29?’
‘Nee, op nummer 79. Dit is de vijfde keer dat ik ons huisnummer bij u laat corrigeren. Maar kunt u zien of er morgen een monteur komt?’
‘Ja, volgens mij wel.’
‘Ik wil het zeker weten en anders moet u nog regelen dat er zeker iemand komt.’
‘U mag erop rekenen.’
‘En hoe laat komt de monteur?’
‘Dat staat er niet bij.’
‘Maar u kunt me toch wel zeggen of het in de morgen of in de middag is?’
‘Nee, dat kan ik niet zien. Fijne dag.’

Zowaar, de volgende dag om twaalf uur stond Jan in huis. Aardige vent. Hij haalde het fornuis uit de verpakking en wist de hele woonkamer en hal ermee vol te leggen.
‘Waar heeft u de perilex-steker?’
‘De wandcontactdoos zit in de keuken, daar waar het fornuis moet komen.’
‘Dat begrijp ik, maar waar is de kabel en de stekker?’
‘Geen idee, zat die niet in de verpakking?’
‘Nee, het fornuis wordt geleverd zonder kabel en steker. Bij aankoop maakt de winkel duidelijk dat de klant de elektrotechnische zaken zelf moet regelen. Komt de elektricien ook?’
‘Huh? Nee. Alles is aangelegd. U gaat het fornuis aansluiten en op de juiste hoogte stellen.’
‘Dus het is niet alleen plaatsen, maar ook installeren. Dat hadden ze in de winkel beter met u moeten afspreken. Het werkt veel efficiënter als de elektromonteur er nu was geweest om de kabel en de steker te monteren, dan kan ik het apparaat verder plaatsen.’
‘Je gaat me niet vertellen dat je nu niet verder kunt.’
‘Nee, het komt goed. Ik loop terug naar de bus en haal een kabel en een steker.’

Hij monteerde de kabel aan het fornuis en vervolgens de steker weer aan de kabel. Toen tilden we het gevaarte op een deken en sleepten het over het laminaat naar de keuken.
‘Eerst testen of alles elektrotechnisch in orde is.’
Het enorme fornuis nam alle ruimte in de kleine keuken in. Jan klom erachter en drukte de perilex-stekker in de speciaal daartoe aangelegde wandcontactdoos. Pats.
‘De stroom is eraf geklapt,’ zei hij.
Dat had ik zelf ook gemerkt.
Hij klom weer terug. ‘Waar is de meterkast?’
Ik wees hem de meterkast. Hij liep een paar keer heen en weer.
‘Hm, hij blijft eruit klappen. Heeft een erkend installateur dit aangelegd?’
‘Zeker.’
‘Ik kreeg de stekker er niet echt soepel in. Wilt u de installateur eens bellen?’
‘Ik hoop dat het lukt. Het duurde lang voordat we de afspraak hebben kunnen maken met dit bedrijf. Communicatie gaat niet snel.’ Ik zocht het nummer in mijn telefoon.
‘Dit is de voicemail van de firma,’ klonk een stem. ‘Op dit moment houden we lunchpauze. We zijn er weer om één uur.’ Geen mogelijkheid om iets in te spreken.
‘Dat is over een kwartier,’ zei Jan. Hij keek op zijn horloge.
‘Wil je koffie?’ vroeg ik snel.
‘Laten we dat maar even doen. Ik heb nog een boel andere klanten vanmiddag. Die willen hun klus ook graag voor het weekend gedaan hebben.’

De deurbel ging. De bovenbuurman. ‘Ik weet niet wat je aan het doen bent, maar bij ligt alle stroom eraf.’
‘Huh? Hier zit alles er allemaal weer op.’
‘Ben je ook in dat zwarte kastje geweest?’
Ik wist van geen zwart kastje. Gedrieën stonden we voor de meterkast.
‘Kijk,’ zei de bovenbuurman, ‘dat zwarte kastje, daar zit alles doorgelust naar boven. Daar zit een zekering in en die moet nu vervangen.’
Ik vertelde dat we contact aan het maken waren met de elektricien en dat ik hoopte dat het allemaal snel verholpen zou zijn. ‘Ik kom het je vertellen als het zover is!’
‘Ik wacht het af.’ Bovenbuurman vertrok weer.

Zowaar, tien minuten later kregen we gelijk iemand aan de lijn. Ik zette de telefoon op de speaker en vertelde wat er gaande was.
‘Wanneer is dat geweest dat wij dat hebben aangelegd?’ vroeg Geert.
‘Dinsdag 4 oktober,’ wist ik uit mijn hoofd. ‘Dus bijna een maand geleden.’
‘Ik zie dat u ook nog geen factuur heeft gehad.’
‘Klopt. Daar heb ik al een keer of twee over gebeld en een keer of vier over gemaild.’
‘En wat is er aan de hand?’
Ik zuchtte en legde het nog maar een keer uit en overhandigde de telefoon aan Jan. Geert en Jan voerden een geanimeerd gesprek over elektrotechniek. Toen hingen ze op.
‘Er komt iemand,’ zei Jan.
‘Nou, da’s mooi.’
‘Dan ga ik.’
‘O? En dan?’
‘Als de elektricien alles voor elkaar heeft, laat het mij dan weten. Dan kijk ik of ik vanmiddag nog even langs kan komen. Anders wordt het morgen of woensdag.’
Vááááát?

Nog geen vijf minuten nadat Jan was vertrokken, ging de deurbel. Ik herkende hem van een paar weken geleden: de elektricien. Die moeten elkaar bij de voordeur buiten zijn tegengekomen.
‘Er waren problemen met de stroom?’
‘Nee, die zijn er nóg,’ zei ik. Ik legde het allemaal uit.
De pief kroop achter het fornuis en ging vervolgens naar de meterkast. ‘De steker past en zit er nu goed in,’ zei hij. ‘De meterkast is op orde.’
‘Maar er moet nog iets in dat zwarte kastje,’ wees ik.
‘Dan moet ik het zegel verbreken.’ Hij keek me vragend aan.
‘Nou ja, als het nodig is om daar een zekering te vervangen, dan doe je dat? Dan heeft de bovenbuurman ook weer stroom.’
Twee minuten later was hij klaar. ‘Maar ik kan het kastje niet verzegelen,’ zei hij. ‘Daarvoor moet ik nog een keer terug komen.’
‘Prima,’ zei ik.
De pief ging af.

Ik liep naar de bovenbuurman en belde bij hem aan, maar hij deed niet open. Nog een keer belde ik. De deur ging open.
‘Mijn bel zit op de wifi en de stroom ligt eraf, dus hoor ik de bel niet,’ zei hij. ‘Maar ik zag in het voorbijkomen beweging, dus je hebt mazzel.’
‘De stroom zit er bij ons weer goed op en de zekering in het zwarte kastje is vervangen.’
‘Ik heb contact gehad met de netwerkbeheerder. Die moet nog ergens een schakelaar omzetten.’
‘O? En waar is ergens?’
De bovenbuurman begreep dat ik er de ballen verstand van heb en zei: ‘In zo’n elektriciteitskast ergens.’ Hij wees van de galerij naar een plantsoen.
‘Oké en weet je hoe laat hij er is?’
‘Volgens het rapport moet het voor half vijf gedaan zijn. Ik krijg bericht.’
‘Nou, mooi. Ik hoop dat je vriezer dan nog niet ontdooid is. Excuus voor de overlast.’ Ik ging weer een verdieping lager.

Net wilde ik mijn voordeur achter me dicht trekken, toen ik zag dat daar iemand stond. Het was een wildvreemde man, maar in werkkleding en hij droeg een spanningsmeter bij zich. De twee rode handvatten hingen met een rode kabel om zijn nek.
‘De stroom is eraf?’ vroeg hij.
‘Eh ja,’ stamelde ik. ‘Maar je collega was hier tien minuten geleden. ‘We wachten alleen nog op de netwerkbeheerder.’
‘Maar ik bén van de netwerkbeheerder.’
‘Ach zo. Nou, de stroom zit er weer op. Maar wat ik van de bovenbuurman begrijp, is dat u ergens een schakelaar moet omzetten.’ Ik wees van de galerij naar een plantsoen.
‘Mag ik even in uw meterkast kijken?’
Dat mocht hij.
‘Wie heeft dit zegel gebroken?’ vroeg hij.
‘De elektricien die net tien minuten geleden vertrokken is,’ vertelde ik.
‘Dat mag helemaal niet,’ zei hij resoluut. ‘Daar kan hij een heel hoge boete voor krijgen.’ Hij ging aan de slag. ‘En als hij nou ook nog de goede zekering erin zou hebben gedaan, …’ Toen was hij klaar. ‘Zo, en nu wil ik graag naar de algemene schakelkast. Waar zit die?’
‘Geen idee,’ zei ik. ‘Ergens in een plantsoen?’
‘Nee, die moet hier in het pand zijn.’
‘Dan heb ik nog geen idee. Maar loop even mee naar beneden. In het souterrain zitten de gezamenlijke meterkasten.’
Beneden liet ik hem een van die kasten zien.
‘Nee, dit zijn de water- en gasmeters. Maar wacht…’ Hij speurde omhoog, volgde een leiding en liep dieper en dieper de krochten van de kelder in. Ik volgde hem bibberend. ‘Kijk.’
In het halfdonker wees hij op een klein metalen kastje aan de muur. Hij stak een schroevendraaier ergens in en met een weinig geluid viel een zwaar verroeste deur uit het kastje. Uit een koffer haalde hij een enorme stop en verwisselde die voor een exemplaar in het kastje. ‘Dit is écht goed afgezekerd,’ zei hij. ‘En dat is maar goed ook.’ Ik vermeed zijn verwijtende blik. ‘Nu moet ik nog even naar de auto en het een en ander ophalen om ervoor te zorgen dat deze schakelkast goed afgesloten blijft. Ik red het verder wel.’
We namen afscheid.

Boven belde ik Jan.
‘Alle stroom zit er weer op. Lukt het je nog om vanmiddag de klus af te maken?’
‘Nee. Ik ga nog even bij het bedrijf na, want morgen zijn er twee monteurs in Apeldoorn. Als je niks van mij hoort, lukt dat niet en wordt het woensdag.

Ik hoorde niks. Maar we konden koken op het nieuwe fornuis, ook al stond het half in de keuken in de weg. Die dinsdag belde ik met het keukenbedrijf.
‘Nee, morgen gaat niet lukken,’ zei de vent van de planning. Die gast kon van mij gelijk aan het gas. Ik hing op.
Een paar minuten later ging mijn telefoon en had ik Jan aan de lijn. ‘Ik hoorde dat er morgen toch niemand is. Dan kom ik zelf. Maar morgen gaat het niet, dan zit ik echt vol. Donderdagmorgen om acht uur ben ik er.’
Donderdagmorgen om half negen stond alles picobello op z’n plek. ‘Zal ik de boel ook nog even afkitten?’ vroeg Jan onder de koffie.

Wat een avonturen weer.

Apeldoorn, november 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

10-11-2022

Markt (zkv)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

Ik zie hem haastig weglopen van de groentekraam. Hij bukt bij de Marktstroom en spoelt iets af in een van de kleine fonteintjes. Als ik iets dichterbij kom, zie ik dat het een trosje blauwe druiven is. Heeft hij ze gekocht, gekregen of gepikt?
De man zie ik vaker rondlopen door de winkelstraten. Zonder acht te slaan op voorbijgangers werpt hij een blik in de afvalbakken. Hij draagt een bevuilde broek, afgetrapte wandelschoenen en een blauwe trui onder een bodywarmer. Zijn kortgeknipte witgrijze haar en baardje steken af bij zijn gebruinde gezicht. Hoe oud zou hij zijn? Laatst was ik in het centrum van een andere provincieplaats en zag ik hem daar bij een bushalte kleingeld tellen.
Ik passeer hem. Vanuit mijn ooghoek zie ik de gretigheid waarmee hij al lopende de ene druif na de andere in zijn mond stopt. Nu maar hopen dat hij mij niet aanspreekt. Dat doet hij niet.
Snel loop ik door, weg van de markt, naar onze uitgebreide zaterdaglunch. Mijn boodschappentas puilt uit.


Apeldoorn, oktober 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

27-10-2022

herfst-

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

herfst-

als je weet dat het ook weer goed komt
dat dit gapend gat aan je voorbij zal gaan
dan houd je je nog even staande
al wankelt je wereld en waaien de blaren
terwijl je net de tuin hebt geharkt
natuurlijk komt het ook weer goed
wat zou het anders

als je weet dat het ook weer goed komt
dat de dagen lengen voor je er erg in hebt
dan koester je de schemer, de dikke mist
gisteren zengt de zon je winterkleding uit
morgen regent de sneeuw van de straat
natuurlijk komt het ook weer goed
wat zou het anders

als je weet dat het ook weer goed komt
dat de gierende ongena je kop zal verlaten
dan grijns je antwoorden dat het gaat
en druk je het kille lijf tegen de geliefde aan
fluisterend troostende woorden, stemmenloos:
natuurlijk komt het ook weer goed
wat zou het anders

wat zou het anders nog voor zin hebben
om naast je wakker te liggen, veilig, vertrouwd
je warme wereld de mijne te mogen noemen
verknocht, verleden, vandaag, voor eeuwig
om in alle vroegte op te staan, de koude blik naar boven
het eindeloze heelal in, sterrenloos en bijbels zwart
nietiger en onbestaander kan ik niet zijn, zal ik blijven

natuurlijk komt het ook weer goed
wat zou het anders

als je weet dat het ook weer goed komt
– maar het komt niet goed
het komt


Apeldoorn, oktober 2022

Hier lees je ‘m op FOK!:

• • •
 

13-10-2022

Hoog tijd voor een kroegverhaal (30)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

Al in geen tijden meer in zo’n gelegenheid geweest. De een na de ander heeft hier de afgelopen paar jaren de deuren gesloten en er zijn er niet veel overeind gebleven. Dat ze zijn gesloten, heeft niet zo veel te maken met dat ik er niet meer kom. Ik bestel er slechts water (liefst uit de kraan), dus mij valt de faillissementen niet te verwijten. Het zal de combinatie van de virusmaatregelen en het personeelstekort zijn, alhoewel je als kroegbaas in mijn ogen ook een boel geld bespaart als je geen personeel in dienst hebt. En ik denk dat als je de prijzen ook weer wat aantrekkelijker maakt, je plots heel veel klanten meer in je kloterige kroeg krijgt.
Maar goed, ik ging er dus weer eens heen. Café De losse bal, dit keer. Ik had er afgesproken.
Met Fabio. Die moest iets van me. Geen idee wat, maar dat ging ik horen.

‘Dag Fabio,’ zei ik. ‘Ga zitten.’ Ik wees op de lege stoel naast mij. Alle andere stoelen in het café waren ook leeg, maar daar gaat het nou niet om.
‘Nou vooruit,’ zei Fabio. ‘Al blijf ik liever staan.’
‘Graag of niet, hoor.’ Ik schopte de stoel aan de kant en daardoor viel Fabio – die net een zich neerzettende beweging aan het maken was – met een bons op de niet geveegde cafévloer.
‘Au!’ De vloek die hij eraan toevoegde, noteer ik hier niet.
‘Wat drinken?’ vroeg ik.
‘Eh pils,’ zei hij kreunend, terwijl hij omhoogkrabbelde.
‘Er is geen bediening. Personeelstekort. Achter de bar is ook niemand. Ook personeelstekort.’
‘Laat dan maar.’
‘Mooi. Dat scheelt weer. Met dat gezuip de hele tijd. Maar wat moet je van me?’
‘Au. Oei.’ Fabio stond ietwat krom gebogen en had een hand op zijn achterwerk gelegd. ‘Dat deed zeer, zeg.’
‘Is de pijn nu al weggetrokken?’ vroeg ik. Het liefst wilde ik hem nu een schop voor z’n billen geven, maar ik had inmiddels al avonturen genoeg beleefd. Nog geen tien minuten binnen en ik was dat hele café al strontzat. Fabio stond erbij alsof hij ook strontzat was.
‘Sorry, wat vroeg je?’ vroeg hij wankelend.
‘Wat of je van me moet.’
‘Ik heb een vraag.’
‘Kijk aan.’
‘Samen met een werkgroep organiseer ik een literair festijn. We willen allerlei schrijvers uitnodigen die komen voorlezen en die we kunnen interviewen.’
‘O kut.’
‘Ja.’
‘En wanneer komt de vraag?’
‘De eerste aan wie we dachten, dat was jij.’
‘O kut.’
‘Ja.’
‘En wanneer komt de vraag?’
‘Wil jij meedoen?’
‘Met organiseren?’
‘Nee. Met voordragen en geïnterviewd worden.’
‘Nee,’ wilde ik zeggen, maar mijn aandacht was afgeleid.

De deur was open gegaan en daar kwam ze binnen.
‘Bas!’ riep ze van een afstand. ‘Wat leuk!’ Ze kwam naar me toe gebeend.
Ik stond op en spreidde mijn armen. Ze vloog me om de hals en drukte haar lippen op mijn wangen. Toen keek ze me aan. ‘Je ziet er goed uit.’
‘Je haalt me de woorden uit de mond,’ zei ik.
‘Dank je. Hoe gaat het met je? Wil je wat drinken?’
‘Water graag. Het liefst uit de kraan. Maar doe geen moeite, want er is geen bediening en ook niemand achter de bar, vanwege personeelstekort. Jij dan?’
‘Doe maar een witte wijn.’
‘Fabio, ga ’s op zoek naar personeel en bestel een witte wijn voor deze goed uitziende jongedame.’
‘Eh maar,’ begon Fabio.
‘Wie is hij?’ vroeg ze.
‘Fabio,’ zei ik. ‘Hij moest iets van me. Maar nu gaat hij witte wijn voor je halen.’
‘Ik had mijn vraag nog niet gesteld,’ zei hij.
‘JAWEL! DAT HAD JE WEL!’
‘Maar je had nog geen antwoord gegeven,’ piepte Fabio bedremmeld.
‘Nou, heel kort dan,’ zuchtte ik. ‘Wat was je vraag ook weer?’
‘Wil jij meehelpen met het literaire festijn? Dat je voorleest en geïnterviewd wordt?’
‘Dat zijn twee vragen. Laat ik een tegenvraag stellen. Wanneer is het?’
‘De precieze datum is nog niet bekend, maar we denken aan juni volgend jaar.’
‘Dan kan ik niet. Dan vieren we Het Grote Feest van Mucha Makutsin.’
‘Het grote feest van wát?’

Ik keek naar haar. Ze grinnikte en ik vond het altijd aangenaam om haar te zien grinniken.
‘Wat zit jij nou dom te lachen?’ vroeg Fabio. Hij keek haar woedend aan.
‘Dom?’ vroeg ze. ‘Ik? En bedankt. Hoor wie het zegt.’
‘Ik was het niet,’ zei ik. ‘Dan blijft er slechts één iemand anders over.’
‘Nou, als jij zo nodig roept van moetjemekutzien… dan krijg jij dit.’ Fabio knoopte zijn broek open. ‘Kijk hier, me lul.’
‘Je hersenen zijn het inderdaad niet,’ zei ik.
‘Nee? Nee?’ Fabio werd wat nerveus-panisch-agressief. ‘Nee? Nee?’
‘Nee,’ zei ze en ze wees. ‘Die moeten nóg kleiner zijn dan dat dingetje daar.’
‘Dit pik ik niet,’ brieste Fabio.
‘Pik?’ Ze grinnikte nu hoogst geamuseerd. ‘Dat? Laat me niet lachen.’
‘Ik sla niet graag een vrouw!’
‘Da’s mooi,’ zei ze. ‘Dat scheelt weer.’
‘Maar nu is het moment aangebroken!’ Het sputum van Fabio vloog in het rond.
Ze stond op. Fabio wilde een stap achteruit doen, maar omdat hij nog altijd zijn broek op de knieën had hangen, ging dat niet goed. Ongemakkelijk viel hij achterover, opnieuw op zijn billen.
‘Au,’ zei ik.
‘Au?’ vroeg ze. ‘Jij? Heb jij au?’
‘Nee, maar ik voel wel met hem mee.’ Ik vertelde van het eerdere voorval.
Ze zei: ‘Ach zo.’
‘Ja.’
‘Zullen we hem uitzwaaien?’ Ze wachtte mijn antwoord niet af, maar greep Fabio bij z’n lurven en sleepte hem naar de deur. Wat een kracht, wat een vrouw. Door het gesleep zakte de broek van Fabio tot op z’n enkels. Geen gezicht. Lang hoefde ik het niet aan te zien. De deur van het café viel met een klap achter hem dicht.

‘Toch jammer,’ zei ik.
‘Jammer?’ Ze keek me niet-begrijpend aan. ‘Die vent is hier hoogst grensoverschrijdend en dan zet ik ‘m op z’n nummer en dan vind jij dat toch jammer?’
‘Toch jammer dat zo weinig mensen weet hebben van Mucha Makutsin, de Chileense vredesactiviste die twee eeuwen geleden ruimschoots naast de Nobelprijs voor de Vrede viste, eenvoudigweg omdat de hele prutprijs destijds nog niet bestond en vrouwen in haar geboorteland überhaupt sowieso insblauehinein esistkausbausen geen enkel recht van spreken hadden.’
‘Ik hoor het al: met jou is ook geen land te bezeilen.’ Ze lachte.
‘Weet je wat ook jammer is?’
‘Ja, dat weet ik.’ Haar lach verdween. Ze keek me verdrietig aan. ‘Je moet gaan. Naar huis. Schrijven. En ik weet de titel al.’
Ze had gelijk.


Apeldoorn, oktober 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

29-09-2022

Dood – Lotgenoten (0045)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

Lotgenoten,

DRRRENGGG! Ze zijn begonnen. Het barst van de bouwfuckers op de galerij en ze laten de betonboor zingen. De oude reling was aan vervanging toe en er komt een nieuwe. Eentje met een eigentijdse uitstraling, vond de vereniging van eigenaren in de vergadering. Ik vond van niet. Wie gaat er nu een hypermodern superstrak vormgegeven hekwerk plaatsen op een karakteristiek jarenzestigflatgebouw? Gelukkig bevindt de galerij zich niet aan de straatzijde van het gebouw en ziet slechts een enkeling straks deze enormiteit. En het belangrijkste is dat bewoners en bezoekers zich weer veilig voelen als ze zich op de galerij bevinden; dat was met die ietwat doorgeroeste reling wel anders.
Ik hoop maar dat het lawaai niet te lang duurt. Het is halverwege de ochtend. Ik werk thuis en zit aan de eettafel in de woonkamer. Die bevindt zich aan de straatzijde, dus veel last van het rumoer heb ik niet echt. Ik ben ook nog eens slechthorend en heb ter vermaak een fijn cd’tje met luide ragmuziek aangezet. Heel in de verte hoor ik ze. Ze zijn begonnen. DRRRENGGG!

De Vrouw slaapt. Ze is even gaan rusten. Vanmorgen was ze al op tijd op om haar medicatie in te nemen. Alles kost haar nog veel energie. Die energie heeft ze nodig voor herstel. Een forse ingreep was het; hij hakt erin. Haar lijf staat momenteel in de overlevingstand. Het komt allemaal goed, maar het is een tijdje buffelen. Als ze opstaat en ze doet een paar handelingen die ogenschijnlijk niets voorstellen – bed uit, iets te eten pakken, dat opeten en de spullen terug naar de keuken brengen – dan is ze doodop. Of ze al een hele dag erop heeft zitten. Vandaar dat ze weer even is gaan liggen.

DRRRENGGG! Met dat ik de wc-deur achter me dicht doe, hoor ik iets anders dan dat gebrul van de betonboor. Wat is het? Het lijkt wel gepiep. O wacht, het is de wekker. De Vrouw zet die omdat ze op tijd medicatie moet innemen. Ik ga zitten en plas en plas en naast me klinkt nog altijd die piep en die piep en het gaat maar door.
Dit is niet goed, denk ik. Het gepiep gaat maar door. Te lang. Veel te lang. Dit is niet goed!
Snel sta ik op. Ik knoop als een razende mijn broek dicht en ga naar de slaapkamer. Daar ligt De Vrouw in bed, roerloos op haar zijde met haar rug naar me toe. Op het nachtkastje gaat de wekker. Dit is niet goed!
Ik probeer de wekker uit te doen. Waar zit dat knopje? Wat is dit voor takkeding? Goedkope meuk uit een zaak vol Chinese rommel of uit een ander inboorlingenland! Het lukt niet. De wekker piept en piept maar door. Twee meter verderop, achter het gordijn en het raam buldert de betonboor. DRRRENGGG!

Ik leg mijn hand op haar heup. Er gebeurt niets. Dit is niet goed! Door het dunne dekbed heen kan ik niet voelen of ze warm of koud is. Ze beweegt niet. Dit is niet goed! Ik druk mijn hand op haar schouder. Is dit warm of is dit koud? Hoe voelt koude of warmte eigenlijk? Het zweet breekt me uit. Ik voel paniek en angst en ben als de dood en …
Plots draait De Vrouw zich naar me toe. Er komt me een vertrouwde vlaag warmte tegemoet. Haar ogen gaan open en ze gilt. Dit is goed!
Ik lach. Zij niet. Ze brengt een hand naar haar oor en peutert daar een gele oordop uit. Dan slaat ze met haar hand op de wekker.

Even is het stil. Dan: DRRRENGGG!
Wat een avonturen weer.


Apeldoorn, september 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 
Volgende pagina »