Well the toilet went crazy yesterday afternoon
The plumber he said: ‘Never flush a tampoon’
This great information cost me half a week’s pay
And the toilet blew up later on the next day
– Uit: Flakes (Frank Zappa)
Lotgenoten,
We zagen de vrachtwagen al door de straat rijden. Veel te ver. Ho! Hier moet je zijn! zwaaiden we vanaf de tweede verdieping. De telefoon ging. De bezorger. Waar of hij wezen moest. Hij stond bij huisnummer 27, maar daar was geen reactie.
‘Nee klopt,’ zei ik. ‘Je moet ook op nummer 79 zijn. Het staat goed op de koopovereenkomst, maar niet op de factuur die jullie me hebben gestuurd. Ik heb hier al vier keer over gebeld en al vier keer zei een aardig iemand aan de andere kant van de lijn dat hij of zij het zou wijzigen.’
We gaan van het gas af. Binnenkort laten we in ons appartement overal infraroodpanelen plaatsen, zodat we de cv-installatie niet meer hoeven te gebruiken. Onlangs lieten we diezelfde cv-installatie én de combiketel opnieuw instellen, opdat we zuiniger stoken en we het water op zuinige wijze verhitten. De (elektrotechnisch) installateur liet nogal op zich wachten, maar begin oktober was het zover. Tegelijkertijd lieten we hem een wandcontactdoos in de keuken aanbrengen, waar de perilex-stekker van ons bestelde inductiefornuis in kon. Dat fornuis hadden we in de eerste week van september bij een niet nader te noemen keukengigant besteld. Het was eenzelfde fornuis als we al hadden, met drie ovens en vijf gaspitten (terwijl we maar twee handen hebben!), maar dan met een inductieplaat erin in plaats van die gaspitten.
Op een mooie woensdagmorgen in oktober zouden we ons mooie nieuwe kooktoestel bezorgd krijgen.
‘Zo,’ zei hij. Het enorme pakket stond midden in de woonkamer. ‘Dan wens ik jullie nog een fijne dag.’
‘Helemaal niet,’ zei ik. ‘Je gaat hem ook nog installeren en plaatsen.’
‘Nee, ik ben alleen van de bezorging.’
‘Maar ik heb bij de aankoop geregeld dat er iemand mee zou komen die het fornuis ook gaat monteren.’
‘Nou, ik niet, want ik bezorg alleen maar.’
‘En nu? Wie gaat het apparaat plaatsen?’
‘Ik zou het niet weten.’
‘Ja, maar wat nu? Met wie kan ik contact opnemen?’
‘Geen idee. Ik zou het bij de winkel proberen. Fijne dag.’
‘Ik hoor van de receptie dat er iets niet goed gaat.’
‘Dat kunt u wel zeggen. Zojuist is ons bestelde fornuis bezorgd. Ik heb bij de aankoop ook een monteur geregeld die ons fornuis zou installeren, maar die zat er niet bij.’
‘Ja?’
‘Hoe laat komt vandaag de monteur?’
‘Ik kijk even in de planning. Vandaag gaat niet lukken.’
‘Jawel, hoor. U regelt dat er vandaag nog een monteur komt. Ik heb gisterenavond het oude fornuis uit de keuken gehaald.’
‘Vandaag gaat echt niet meer lukken, zie ik.’
‘En hoe laat komt er morgen dan iemand?’
‘Nee, deze week sowieso niet meer. Ik kijk even … het wordt zeker eind van de volgende week.’
‘Vááááát? Eind van de volgende week? Dan staat het fornuis dus tien dagen midden in de woonkamer hier en moet ik dus het oude fornuis weer terugplaatsen!?’
‘Dat lijkt me het beste, ja.’
‘Kan het echt niet eerder?’
‘Nee, het wordt op z’n vroegst volgende week vrijdag. Ik wens u nog een fijne dag.’
Er kon geen sorry van af.
Die avond aten we buiten de deur en de volgende dag hielp iemand me om het oude fornuis weer terug te plaatsen. Zo’n joekel van negentig centimeter breed en met drie ovens erin is geen lichte kost.
Een week later belde ik voor de zekerheid de keukenboer nog even.
‘Goedemorgen. Ik bel voor de zekerheid. Er moet morgen een monteur ingeroosterd staan om bij ons een fornuis te plaatsen en installeren.’
‘Wat is uw postcode?’
Ik noemde mijn postcode.
‘Op nummer 29?’
‘Nee, op nummer 79. Dit is de vijfde keer dat ik ons huisnummer bij u laat corrigeren. Maar kunt u zien of er morgen een monteur komt?’
‘Ja, volgens mij wel.’
‘Ik wil het zeker weten en anders moet u nog regelen dat er zeker iemand komt.’
‘U mag erop rekenen.’
‘En hoe laat komt de monteur?’
‘Dat staat er niet bij.’
‘Maar u kunt me toch wel zeggen of het in de morgen of in de middag is?’
‘Nee, dat kan ik niet zien. Fijne dag.’
Zowaar, de volgende dag om twaalf uur stond Jan in huis. Aardige vent. Hij haalde het fornuis uit de verpakking en wist de hele woonkamer en hal ermee vol te leggen.
‘Waar heeft u de perilex-steker?’
‘De wandcontactdoos zit in de keuken, daar waar het fornuis moet komen.’
‘Dat begrijp ik, maar waar is de kabel en de stekker?’
‘Geen idee, zat die niet in de verpakking?’
‘Nee, het fornuis wordt geleverd zonder kabel en steker. Bij aankoop maakt de winkel duidelijk dat de klant de elektrotechnische zaken zelf moet regelen. Komt de elektricien ook?’
‘Huh? Nee. Alles is aangelegd. U gaat het fornuis aansluiten en op de juiste hoogte stellen.’
‘Dus het is niet alleen plaatsen, maar ook installeren. Dat hadden ze in de winkel beter met u moeten afspreken. Het werkt veel efficiënter als de elektromonteur er nu was geweest om de kabel en de steker te monteren, dan kan ik het apparaat verder plaatsen.’
‘Je gaat me niet vertellen dat je nu niet verder kunt.’
‘Nee, het komt goed. Ik loop terug naar de bus en haal een kabel en een steker.’
Hij monteerde de kabel aan het fornuis en vervolgens de steker weer aan de kabel. Toen tilden we het gevaarte op een deken en sleepten het over het laminaat naar de keuken.
‘Eerst testen of alles elektrotechnisch in orde is.’
Het enorme fornuis nam alle ruimte in de kleine keuken in. Jan klom erachter en drukte de perilex-stekker in de speciaal daartoe aangelegde wandcontactdoos. Pats.
‘De stroom is eraf geklapt,’ zei hij.
Dat had ik zelf ook gemerkt.
Hij klom weer terug. ‘Waar is de meterkast?’
Ik wees hem de meterkast. Hij liep een paar keer heen en weer.
‘Hm, hij blijft eruit klappen. Heeft een erkend installateur dit aangelegd?’
‘Zeker.’
‘Ik kreeg de stekker er niet echt soepel in. Wilt u de installateur eens bellen?’
‘Ik hoop dat het lukt. Het duurde lang voordat we de afspraak hebben kunnen maken met dit bedrijf. Communicatie gaat niet snel.’ Ik zocht het nummer in mijn telefoon.
‘Dit is de voicemail van de firma,’ klonk een stem. ‘Op dit moment houden we lunchpauze. We zijn er weer om één uur.’ Geen mogelijkheid om iets in te spreken.
‘Dat is over een kwartier,’ zei Jan. Hij keek op zijn horloge.
‘Wil je koffie?’ vroeg ik snel.
‘Laten we dat maar even doen. Ik heb nog een boel andere klanten vanmiddag. Die willen hun klus ook graag voor het weekend gedaan hebben.’
De deurbel ging. De bovenbuurman. ‘Ik weet niet wat je aan het doen bent, maar bij ligt alle stroom eraf.’
‘Huh? Hier zit alles er allemaal weer op.’
‘Ben je ook in dat zwarte kastje geweest?’
Ik wist van geen zwart kastje. Gedrieën stonden we voor de meterkast.
‘Kijk,’ zei de bovenbuurman, ‘dat zwarte kastje, daar zit alles doorgelust naar boven. Daar zit een zekering in en die moet nu vervangen.’
Ik vertelde dat we contact aan het maken waren met de elektricien en dat ik hoopte dat het allemaal snel verholpen zou zijn. ‘Ik kom het je vertellen als het zover is!’
‘Ik wacht het af.’ Bovenbuurman vertrok weer.
Zowaar, tien minuten later kregen we gelijk iemand aan de lijn. Ik zette de telefoon op de speaker en vertelde wat er gaande was.
‘Wanneer is dat geweest dat wij dat hebben aangelegd?’ vroeg Geert.
‘Dinsdag 4 oktober,’ wist ik uit mijn hoofd. ‘Dus bijna een maand geleden.’
‘Ik zie dat u ook nog geen factuur heeft gehad.’
‘Klopt. Daar heb ik al een keer of twee over gebeld en een keer of vier over gemaild.’
‘En wat is er aan de hand?’
Ik zuchtte en legde het nog maar een keer uit en overhandigde de telefoon aan Jan. Geert en Jan voerden een geanimeerd gesprek over elektrotechniek. Toen hingen ze op.
‘Er komt iemand,’ zei Jan.
‘Nou, da’s mooi.’
‘Dan ga ik.’
‘O? En dan?’
‘Als de elektricien alles voor elkaar heeft, laat het mij dan weten. Dan kijk ik of ik vanmiddag nog even langs kan komen. Anders wordt het morgen of woensdag.’
Vááááát?
Nog geen vijf minuten nadat Jan was vertrokken, ging de deurbel. Ik herkende hem van een paar weken geleden: de elektricien. Die moeten elkaar bij de voordeur buiten zijn tegengekomen.
‘Er waren problemen met de stroom?’
‘Nee, die zijn er nóg,’ zei ik. Ik legde het allemaal uit.
De pief kroop achter het fornuis en ging vervolgens naar de meterkast. ‘De steker past en zit er nu goed in,’ zei hij. ‘De meterkast is op orde.’
‘Maar er moet nog iets in dat zwarte kastje,’ wees ik.
‘Dan moet ik het zegel verbreken.’ Hij keek me vragend aan.
‘Nou ja, als het nodig is om daar een zekering te vervangen, dan doe je dat? Dan heeft de bovenbuurman ook weer stroom.’
Twee minuten later was hij klaar. ‘Maar ik kan het kastje niet verzegelen,’ zei hij. ‘Daarvoor moet ik nog een keer terug komen.’
‘Prima,’ zei ik.
De pief ging af.
Ik liep naar de bovenbuurman en belde bij hem aan, maar hij deed niet open. Nog een keer belde ik. De deur ging open.
‘Mijn bel zit op de wifi en de stroom ligt eraf, dus hoor ik de bel niet,’ zei hij. ‘Maar ik zag in het voorbijkomen beweging, dus je hebt mazzel.’
‘De stroom zit er bij ons weer goed op en de zekering in het zwarte kastje is vervangen.’
‘Ik heb contact gehad met de netwerkbeheerder. Die moet nog ergens een schakelaar omzetten.’
‘O? En waar is ergens?’
De bovenbuurman begreep dat ik er de ballen verstand van heb en zei: ‘In zo’n elektriciteitskast ergens.’ Hij wees van de galerij naar een plantsoen.
‘Oké en weet je hoe laat hij er is?’
‘Volgens het rapport moet het voor half vijf gedaan zijn. Ik krijg bericht.’
‘Nou, mooi. Ik hoop dat je vriezer dan nog niet ontdooid is. Excuus voor de overlast.’ Ik ging weer een verdieping lager.
Net wilde ik mijn voordeur achter me dicht trekken, toen ik zag dat daar iemand stond. Het was een wildvreemde man, maar in werkkleding en hij droeg een spanningsmeter bij zich. De twee rode handvatten hingen met een rode kabel om zijn nek.
‘De stroom is eraf?’ vroeg hij.
‘Eh ja,’ stamelde ik. ‘Maar je collega was hier tien minuten geleden. ‘We wachten alleen nog op de netwerkbeheerder.’
‘Maar ik bén van de netwerkbeheerder.’
‘Ach zo. Nou, de stroom zit er weer op. Maar wat ik van de bovenbuurman begrijp, is dat u ergens een schakelaar moet omzetten.’ Ik wees van de galerij naar een plantsoen.
‘Mag ik even in uw meterkast kijken?’
Dat mocht hij.
‘Wie heeft dit zegel gebroken?’ vroeg hij.
‘De elektricien die net tien minuten geleden vertrokken is,’ vertelde ik.
‘Dat mag helemaal niet,’ zei hij resoluut. ‘Daar kan hij een heel hoge boete voor krijgen.’ Hij ging aan de slag. ‘En als hij nou ook nog de goede zekering erin zou hebben gedaan, …’ Toen was hij klaar. ‘Zo, en nu wil ik graag naar de algemene schakelkast. Waar zit die?’
‘Geen idee,’ zei ik. ‘Ergens in een plantsoen?’
‘Nee, die moet hier in het pand zijn.’
‘Dan heb ik nog geen idee. Maar loop even mee naar beneden. In het souterrain zitten de gezamenlijke meterkasten.’
Beneden liet ik hem een van die kasten zien.
‘Nee, dit zijn de water- en gasmeters. Maar wacht…’ Hij speurde omhoog, volgde een leiding en liep dieper en dieper de krochten van de kelder in. Ik volgde hem bibberend. ‘Kijk.’
In het halfdonker wees hij op een klein metalen kastje aan de muur. Hij stak een schroevendraaier ergens in en met een weinig geluid viel een zwaar verroeste deur uit het kastje. Uit een koffer haalde hij een enorme stop en verwisselde die voor een exemplaar in het kastje. ‘Dit is écht goed afgezekerd,’ zei hij. ‘En dat is maar goed ook.’ Ik vermeed zijn verwijtende blik. ‘Nu moet ik nog even naar de auto en het een en ander ophalen om ervoor te zorgen dat deze schakelkast goed afgesloten blijft. Ik red het verder wel.’
We namen afscheid.
Boven belde ik Jan.
‘Alle stroom zit er weer op. Lukt het je nog om vanmiddag de klus af te maken?’
‘Nee. Ik ga nog even bij het bedrijf na, want morgen zijn er twee monteurs in Apeldoorn. Als je niks van mij hoort, lukt dat niet en wordt het woensdag.
Ik hoorde niks. Maar we konden koken op het nieuwe fornuis, ook al stond het half in de keuken in de weg. Die dinsdag belde ik met het keukenbedrijf.
‘Nee, morgen gaat niet lukken,’ zei de vent van de planning. Die gast kon van mij gelijk aan het gas. Ik hing op.
Een paar minuten later ging mijn telefoon en had ik Jan aan de lijn. ‘Ik hoorde dat er morgen toch niemand is. Dan kom ik zelf. Maar morgen gaat het niet, dan zit ik echt vol. Donderdagmorgen om acht uur ben ik er.’
Donderdagmorgen om half negen stond alles picobello op z’n plek. ‘Zal ik de boel ook nog even afkitten?’ vroeg Jan onder de koffie.
Wat een avonturen weer.
–
Apeldoorn, november 2022
Hier lees je ‘m op FOK!.