bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

28-04-2022

Hoog tijd voor een kroegverhaal (28)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

Het kan weer. Moest ik dan ook weer? Vooruit, ik waagde het erop. Ik haalde diep adem en liep toen Café Snaar binnen. Nou, nadat ik een halve meter binnen was, moest ik stoppen met lopen. Ik kon niet verder, zo vol was het er.
‘Jij ook weer eens hier?’ hijgde gelijk iemand in mijn nek.
Ik durfde me niet goed om te draaien, hief mijn linkerschouder en wierp met mijn linkeroog een voorzichtige blik naar achteren.
‘Hoe is het jou al die tijd vergaan?’ vroeg Bart, want hij was het. ‘Beetje doorgekomen? Jullie schrijvers kunnen altijd en overal aan het werk, dus jij hebt vast niet te klagen gehad. Schrijf je nog altijd?’
‘Wat is dat voor vieze lucht die mij tegemoet komt?’ vroeg ik. ‘Is dat het zweet van onder je oksels of komt het uit die put waar je ook je voer in propt?’
‘Wat zeg je?’
‘Wat was je vraag?’
‘Schrijf je nog altijd?’
‘Vreemde vraag aan een schrijver,’ zei ik. Ik gebaarde dat ik naar achteren moest en probeerde me door de meute te wurmen. Schrijven? Waarover dan? Ik had nog geen flauw idee.

Allemensen, wat een mensen. En ook zo dicht op elkaar. Had ik dit gemist? Ging dit ooit wennen? Ik kreeg een knie tegen mijn knie, een elleboog in mijn zijde en een heup tegen mijn billen. Maar goed dat er allemaal stof tussen zat, anders had ik een boel meldingen grensoverschrijdend gedrag kunnen doen. Waar was het toilet? Die kant op. Helemaal achter in dit Café Snaar, natuurlijk.

‘Bas!’ zwaaide Werner.
‘Hoe heet jij ook weer?’ brulde ik.
‘Even klaar met het werk?’ vroeg Werner. Welk werk, vroeg ik me af. Tijd om dit te zeggen kreeg ik niet, want Werner was me voor. ‘Altijd goed om je af en toe onder de mensen te begeven.’
‘Het is dat ik mij hier inderdaad staande weet te houden,’ zei ik. ‘Anders zou ik inderdaad onder de mensen liggen.’
‘Jij hebt altijd werk.’ Werner maakte een wegwerpgebaar. ‘Schrijvers hebben altijd iets om over te vertellen.’
‘Geen flauw idee wat je precies bedoelt,’ zei ik.
‘Wat zeg je?’
‘Dat bedoel ik.’
‘Dat moet ik zeggen.’
‘Sinds wanneer bepaal jij wie wat moet zeggen?’ zei ik. ‘Ben jij soms de regisseur van dit onzalige plan in dit café?’
‘Ik geloof niet dat ik je begrijp.’ Werner keek verward. ‘Maar dat is jullie schrijvers eigen. Eenmaal aan het werk leef je in een eigen wereld.’
‘Was het maar waar!’ Dan was ik hier nu niet in deze drukte. ‘Maar ik moet verder.’
‘Tot gauw.’
‘Liever niet.’
‘Wat zeg je?’
Ik gebaarde dat ik haast had en verder naar achteren moest. Daar was het nóg drukker.

Iemand gaf me van achteren een duw. Het voelde niet aan als moedwillig, maar het kwam wel onverwacht genoeg om een stap voorwaarts te moeten zetten. Bam. Daar botste ik tegen iemand op. Of meer tegen de riante boezem van iemand.
‘Hé Bas,’ zag ik de mond van de vrouw bewegen. ‘Heb je me gemist?’
Nog voordat ik nee kon schudden, had ze haar armen al om mijn nek geslagen en haar lippen op die van mij gedrukt. Haar tong drong naar binnen en ze likte mijn huig schoon. Ik probeerde haar zacht doch duidelijk van me af te duwen, maar dat ging lastig, want het kroegvolk stond dicht om ons heen en gaf weinig ruimte. De vrouw trok haar hoofd naar achteren en haar tong gleed uit mijn mond.
‘Hoe heet je ook weer?’ vroeg ik.
‘Ik vergeef het je,’ zei ze. Ze wierp haar lange blonde haren naar achteren en glimlachte. Op het eerste gezicht was ze niet onaardig om te zien. Blauwe ogen, een redelijk gaaf gebit en een smal gezicht. Van de rest van haar lijf zag ik niet veel, behalve het decolleté dat haar zwarte top niet aan de verbeelding overliet. Kende ik haar? ‘Tanja,’ zei ze.
‘Och ja, Tanja. Excuus. Hoe kon ik het vergeten?’ Ik wist het wel; het was totaal niet moeilijk.
‘Ik vergeef het je, zei ik toch?’
‘Och ja, sorry. Ik ben wat slechthorend. Bovendien praat iedereen hier zo luid door elkaar en de muziek staat erg hard.’
‘Daar heb je last van, hè? Ik weet het, want je hebt er wel eens over geschreven. Ik heb dat toen toevallig gelezen. Jij stelt je zo mooi kwetsbaar op. Dat vind ik aantrekkelijk. Schrijf je vaker over je onzekerheden? Waarover ben je nu aan het schrijven?’ Ze keek wat wazig uit haar ogen. Volgens mij was ze zo zat als een zebra.
‘Pardon, wat zeg je?’ Ik gebaarde dat ik haar niet verstond.
Tanja of hoe heette ze ook weer wilde iets zeggen, maar kreeg niet de gelegenheid. Werner was achter haar opgedoken, sloeg een arm om haar heen, greep een borst en trok haar achterover. Vervolgens duwde hij zijn mond op die van haar.
Ik draaide me om en zocht mijn weg verder.

Ging dat eerder ook altijd zo in een café, als ik naar het toilet moest? Dat ik daar alle tijd voor moest uittrekken, wilde ik die wc überhaupt bereiken? En wat vroeg die Tanja of hoe heette ze? Waarover ik nu aan het schrijven ben? Ik zou het niet weten. Ben ik aan het schrijven dan? Of is de serie ten einde? Nee, dat niet. Dit is een eindeloze serie. Ik ben niet aan het schrijven, want ik weet niets om over te vertellen. Ik ben aan het proberen om het toilet te vinden.
Wacht. Ik keek over hoofden en langs lijven. Daar, een meter of vier of vijf verderop was het toilet. Ik wilde me langs de lijven wurmen.
‘Ho ho!’ riep iemand. ‘Op je beurt wachten!’
Ik keek de iemand aan. Die wierp me een boze blik toe. ‘Ik wil niet voordringen,’ zei ik.
‘Wacht dan gewoon op je beurt!’
‘Staat deze ganse menigte in de rij of wat daar voor doorgaat om naar de wc te kunnen?’
‘Ja, als je veel drinkt, moet je ook veel zeiken, hè?’
Ik draaide me om. Ik had nog helemaal niets gedronken. Ook geen water, liefst uit de kraan.

Hoe kwam ik zo snel mogelijk weer terug naar buiten? Café Snaar stond barstensvol. Volgens mij kon er geen mens meer bij. Dat ging eindeloos duren. Was dit als vanouds? Was dit ook al zo toen ik het ooit nog leuk vond in een café? Of was het nu drukker omdat mensen dachten dat ze massaal naar het café moesten gaan omdat het weer kon? Of was het gewoon koningsdag? Ik riep en schreeuwde en gilde en brulde en duwde mensen opzij. Andere lui gingen uit zichzelf aan de kant. Niet heel lang daarna kwam de deur weer in zicht. Gelukkig. Maar wie stond daar pontificaal in de weg?
‘Jij gaat zeker naar huis, hè?’ Het was Bart weer, zo te ruiken. ‘Je hebt vast inspiratie opgedaan,’ schreeuwde hij. ‘Ik weet al waar je verhaal over gaat!’
Ik duwde ook hem opzij, gooide de deur open en ging naar buiten. Daar haalde ik diep adem. Op straat was het ook al zo belachelijk druk en ik had nog altijd geen idee.


Apeldoorn, april 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

14-04-2022

Van mening

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

Voorzitter,

Om te voorkomen dat u concludeert dat ik te lui ben om
een beetje behoorlijk en logisch betoog te houden
want ik zie u alweer denken
en denken, dat is toch bijzonder voor mensen zoals u
zelf denk ik immers op hoog niveau
u hebt geen idee wat ik allemaal
niet dat het je wat aangaat, overigens
en nu we het er toch over hebben, zou ik graag
als ik zo vrij mag zijn om mijn wensen kenbaar te maken
als ik zo vrij mag zijn

maar nu u er toch over begint
vandaar dan ook dat ik
voordat de bom gaat barsten
dat is hier nu eenmaal gebruikelijk
vertel mij wat
totdat het tegendeel bewezen is
wat dat aangaat ben ik heel verdraagzaam
je zou het niet zeggen
je zou het niet zeggen

toch is het waar dat ik
en onderbreek me gerust als ik
NIET NU! NIET NU!
ik ben even in gesprek met deze mensen, ja
want iemand moet deze mensen te woord staan
die verantwoordelijkheid wil ik niet uit de weg gaan
geen enkele trouwens, maar daar had ik het niet over
waar ik het dan wel over had laat zich raden
doet u zelf toch ook eens wat
en als dan niemand zich geroepen voelt
voelt zich dan niemand geroepen

ik zou eraan willen toevoegen, voorzitter
het kan natuurlijk altijd beter
en ik doe mijn eigen onderzoek –
vroeger had je dat soort dingen niet
dat komt ervan
opdat we nooit vergeten
maar over al dan niet driehonderd duizend slachtoffers
daar kunnen we over discussiëren
ach pardon ik heb nogal een wind gelaten
maar waar had ik het over
ik stel alleen maar vragen
want – zoals mijn goede moeder zei
en lieve help wat zei ze veel
ik kwam er haast niet tussen
nee, je kan veel zeggen,
maar haast? ik kwam er niet tussen

verder is van belang
de opvang in de eigen regio
binnen bestaande afspraken en kaders
kijken wat we kunnen doen
zodat we allen vroeg of laat
ik zou trouwens ook niet weten wanneer precies
want mij ontbreekt daarover alle verdere informatie
wat dat betreft mag de bewegwijzering hier wel wat duidelijker
breek me de bek niet open
het gaat om onze vrijheid
maar gelukkig: er komen tribunalen
breek me de bek niet open
want er komen tribunalen

en daarom, voorzitter, wil ik
om te voorkomen dat u denkt dat ik te lui ben
om een beetje behoorlijk betoog te houden
wil ik graag tegenwerpen dat ik desondanks
niettegenstaande alle vermoeidheid
u wilt het allemaal niet weten
dat ik in mijn grenzeloze goedheid
ondanks alle tegenwerpingen van uw kant
waarmee u toch weer een bom legt onder
dat ik ondanks dat, dat ik ondanks dat
toch van mening ben.


Apeldoorn, maart 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

31-03-2022

Fijne weekend!

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

Ik voel me niet geroepen om al die mensen met een buitenlandse achtergrond een beetje behoorlijk Nederlands te leren, maar wie gaat het in godsnaam dan wél doen? Het zou me niet moeten kunnen schelen dat de eigenaar van de Syrische supermarkt onze taal niet tot in de perfectie spreekt. Het gaat er tenslotte om dat we elkaar verstaan en dat doen we en bovendien is deze meneer de vriendelijkheid zelve – wat een aardige man – en het brood dat hij verkoopt is bijzonder smakelijk en ook nog eens zeer goedkoop. Je vraagt je af hoe het uit kan.

Ik geef toe: het gesprek dat we iedere zaterdagmorgen voeren is niet heel diepgaand of zo en dat hoeft ook niet. Afgelopen zaterdag ook weer.
‘Goedemorgen.’
‘Goedemorgen. Allesj goed?’
Ik wil zeggen: Nee, niet alles, maar waar ik invloed op heb, dat is goed. Maar ik vrees dat hij mijn uitgekauwde zinnetje niet kan volgen. U merkt: ook ik zit vol met aannames. ‘Ja, alles is goed. En met u? Hebt u het druk?’
Hij kijkt me vriendelijk aan, houdt zijn hoofd een beetje scheef, trekt met zijn mondhoeken en zegt: ‘Nee, niet. Valt mee.’
Tegen, denk ik. De meeste supermarkten doen het goed, maar die van hem dus niet. Inderdaad: iedere zaterdagmorgen dat ik hier in zijn winkel kom, is het er doodstil. Ik heb twee apart verpakte pide op de toonbank gelegd.
‘Deze doen?’
Nee, ik heb ze voor de kat z’n lol hier neergelegd. Doe mij maar die pot ingelegde kringspierabrikozen daarginds. ‘Graag,’ zeg ik. Ik trek mijn bankpas tevoorschijn.
‘Pienen?’
Nee, ik wil even mijn cocaïne fijnhakken. ‘Jazeker.’
Hij graait iets onder de toonbank en op het display van zijn pinautomaat verschijnt een bedrag. ‘Ies ietsj duurder nu,’ zegt hij.
Natuurlijk. Dan nog is het goedkoop. Ik hoop dat hij het redt ondanks de crisis, houd mijn pas voor het display en …
‘Gelukt,’ zegt hij.
Dat had ik ook wel door. Alle lampen gaan knipperen, het apparaat piept een nare piep en er schuift een lange bon tevoorschijn.
‘Bonnetsje?’
‘Nee, dank u wel.’
Hij scheurt het papiertje van het apparaat, verfrommelt het en gooit het op de grond. Vervolgens stopt hij de twee ronde broden in een plastic tas en houdt die omhoog.
‘Dank je wel,’ zeg ik, terwijl ik de tas van hem aanneem.
Hij sluit zijn ogen, legt zijn hand op zijn borstkas en buigt voor mij. Dan gebeurt het. Hij kijkt mij weer aan en zegt: ‘Fijne weekend!’

NEE! Het is geen ‘fijne weekend’! Het is: ‘Fijn weekend.’ Leer dat nou eens! Wie riep dat laatst nou ook? De pakketbezorger! Hij kwam aan de deur – De Vrouw had weer eens een nieuwe vibrator besteld of zo – en ik deed open en de jongeman zei iets onverstaanbaars.
‘Pardon?’ vroeg ik.
‘Mefrau [er klonk iets met een heleboel umlauts]?’ Dit was een Duitser of Zwitser of Tsjech of Georgiër of Let of Bulgaar of Serviër of een andere wijze uit het oosten.
‘O die, dat is mijn vrouw,’ gokte ik.
Hij drukte mij een doos in de handen.
‘Moet ik nog ergens tekenen?’
‘Nee, hoeft niet,’ zei hij. ‘Ist gut so.’
‘Dank je wel,’ zei ik.
‘Fijne weekend!’
Hij was weg nog voor ik hem een rotschop kon verkopen.

Die knul van de telefoonreparatiewinkel, die jongens van de kebabzaak, de kleermaker die een nieuwe knoop aan mijn gulp heeft gezet, die Poolse parkeerwachter, die Turkse of Marokkaanse of Syrische of Egyptische of Timboektoese of weet ik veel waar al die pizzabezorgers hun oorspronkelijke familiewortels hebben liggen, die kunnen er allemaal ook wat van: ‘Fijne weekend!’
Fijne weekend? Ik erger me KAPOT aan dat: ‘Fijne weekend’! Het is HET weekend, net als HET huis, dus is het met een bepaald lidwoord ‘het mooie huis’ of ‘het fijne weekend’, maar met een ónbepaald lidwoord ‘een mooi huis’ of ‘een fijn weekend’ en ook als je er een uitroep of wens van maakt zónder lidwoord dan wordt het: ‘MOOI huis!’ of ‘FIJN weekend’, dus GA TOCH WEG MET JE FIJNE WEEKEND!

Of wacht.
Ik voel me niet geroepen, maar heb het nu toch gedaan.


Apeldoorn, februari 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

17-03-2022

Apeldoorn, maart 2022

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

De precieze dag is me even ontschoten. Hij probeerde wat onopvallend te doen, maar ik zag hem heus wel. Het was het einde van mijn ronde hardlopen en ik was bezig met afkoelen. In een rustige looppas liep ik het laatste stukje door het stadspark. Het was koud; de weinige beplanting was bedekt met een wit laagje ijs. Drie graden zou het vriezen vannacht. In de verte, van achter de hoogbouw, kwam het ochtendlicht tevoorschijn.
De man stond tussen de struiken langs het wandelpad. Ik herkende hem gelijk; ik kwam hem wel vaker tegen hier in het centrum van ons zo majestueuze Apeldoorn. Hij stond gebukt en keek om zich heen op de grond. Kennelijk hoorde hij mij aan komen lopen, want hij kwam overeind en keek mijn kant op.
‘Goedemorgen,’ zei ik in het voorbijgaan. Ik hoorde hem iets zeggen, maar wat, dat kon ik niet verstaan.

Een half uur later, even voor zeven, zat ik fris gedoucht achter mijn laptop. Er was weer van alles te doen. Vandaag was de thuiswerkdag. Twee dagen in de week ga ik met de niet meer stinkende streekbus (want elektrisch) naar de werkplek; een of twee andere dagen werk ik thuis. Vandaag, dus. Ik had muziek vol atmosferisch gepingel opgezet en in alle rust begon ik aan de dingen die er vandaag te doen waren. Uitdenken, regelen, schrijven. De uren vlogen om. Dat krijg je als je lekker geconcentreerd zit te werken. Tegen tien uur plopte er iets op het beeldscherm op: ‘Pauze!’

Op een bepaalde ochtend in de week is er een kleine markt gaande enkele straten verderop. Daar liep ik heen. Ik kocht vers fruit, wat kaas en een mooi desembrood. Allemaal biologisch natuurlijk, want het is een biologische markt. Geen gif in mijn lijf. Toen wandelde ik door het zonnetje weer terug.
Verhip, wie stond daar nou op de hoek van de straat? Diezelfde meneer. Nu niet voorovergebogen tussen de struiken, maar breed om zich heen speurend. Bij daglicht zag ik goed dat zijn broek bevuild was en dat er gaten in zijn schoenen zaten. Hij krabde in zijn baard van dagen. Wat zocht hij? Zou ik hem de weg naar het slaaphuis wijzen? Dat is niet ver hier vandaan. De man keek mij aan en knikte. Toen draaide hij zich om en liep al om zich heen kijkend van mij vandaan.

Ik werkte nog even door. Overleg, uitwerken, acties uitzetten. Tot er opnieuw een pauzebericht in mijn beeldscherm verscheen. Half een. Lunchtijd. De Vrouw was naar het werk, dus maakte ik een paar boterhammen voor mijzelf. Van dat stevige desembrood met pompoenpitten erin hoef je maar een paar plakken voor een zeer verzadigd gevoel. Wat van die kaas erop, paar toeven sla en happen maar. Twee mandarijnen als toetje. Zeer lekker. Ik waste de weinige afwas af, trok mijn jas aan en ging naar buiten.

Iedere dag maak ik een wandeling, ook als ik op de werkplek ben. Het is belangrijk om even van die werkplek af te zijn en het hoofd leeg te maken. Weer of geen weer. Nu was het weer. Zonnig.
Ik liep een rondje langs het Apeldoorns kanaal. Dat is op een steenworp afstand van mijn huis. Een mooi wandelpad loopt er langs beide oevers. Tussen het riet zitten de wilde eenden, meerkoeten en waterhoentjes. Twee grote zwanen zwommen met de stroom mee. Langs het pad ook bankjes, waarop ouderen uitrustten, de rollator naast zich.
Verhip, kijk nou. Daar had je diezelfde meneer weer. Hij stond op een kleine vissteiger en tuurde over het water. Ik probeerde te ontdekken waar hij nou precies naar keek, maar het leek wel of hij het hele wateroppervlak af zocht. Wel zag ik dat zijn lange regenjas aan de onderkant gerafeld was. De jas wapperde in de wind, net als zijn lange, wit wordende haren. Plots draaide hij zich om. Ik keek snel voor me en liep door. Ginds even de brug over en dan aan de overkant weer terug.

In de middag is het gelukkig wat rustiger op het werk. Dan heb ik volop de gelegenheid om dingen uit te werken en uit te schrijven. De vele overleggen plan ik liever in de ochtend, dan heb ik de meeste energie. In de middag kak ik vaak wat in; het resultaat van een fikse psychische tik die ik dik acht jaar geleden onderging. Tot op de dag van vandaag heb ik moeite met het verdelen van alle energie over de dag, maar over het algemeen lukt me dat heel aardig.
Half vijf sloot ik af. Ik pikte de krant uit de brievenbus, las kort de koppen en ging toen het avondeten voorbereiden. Wacht, daar had je De Vrouw terug van haar werk. Dag schat, hoe was het? Ja, ik ook lekker gewerkt. Ik maak iets met bloemkool, zal ik die grandioze salade van bloemkool met mango en linzen weer eens maken? Ja, goed idee. Barst, de blikken linzen zijn op.

Gelukkig is er een supermarkt op vijf minuten loopafstand. Met de auto doe je er langer over. Daar komt bij: als ik met de auto zou willen, dan zou ik eerst een auto moeten kopen en nog weer eerder rijles moeten nemen, want ik kan helemaal niet autorijden.
Ik liep door de leeglopende winkelstraat. De meeste zaken gingen sluiten; de supermarkt is open tot acht uur. Tot dat tijdstip staan er bij de ingang vaak allerlei lui. Het zijn veelal daklozen die daar altijd staan en het zijn vaak dezelfde. Nu stond er ook iemand anders bij. Ik herkende hem aan de gaten in zijn schoenen, zijn bevuilde broek en de rafels aan zijn lange regenjas. Hij besteedde geen aandacht aan de anderen die bij de ingang hingen, maar was druk tussen de gestalde fietsen. Gelukkig leek hij niet geïnteresseerd in de fietsen zelf, maar meer in wat er tussen de wielen op de grond lag. Af en toe pakte hij iets op: een blik, een leeg plastic zakje, een oud mondmasker. Hij bekeek het even, gooide het ook weer van zich af en zocht verder. Ik ging de winkel in op zoek naar een blik linzen.

Zo, dat smaakte weer voortreffelijk. De salade maak je in een braadslede in de oven. Eerst de bloemkoolroosjes met rode ui, aan het eind de mango en de linzen erbij. Goddelijk. Help me herinneren dat ik het recept eens deel. De afwas was weer snel gedaan. Nu nog even de uitpuilende afvalbak legen. Ik stopte alle plastic in een tas en haalde de emmer met groenafval uit het keukenkastje. De containers staan niet ver van mijn woning vandaan, dus dit was een klusje van niks.

Ondanks dat de straatverlichting was aangegaan, bleek het toch nog vrij donker bij de groencontainer. Ik legde mijn pasje op de scanner en er klonk een klik. Met mijn ene hand duwde ik de container open en met mijn andere hand zwaaide ik de emmer omhoog. Hoppa, handige beweging: alle groenafval in een keer in de bak. Container dicht. Klaar. Ik draaide me om en liep terug.
Beweging in de prikkelstruiken. Daar zat iets. Het was niet iets. Het was iemand. De iemand bleek op zijn knieën te liggen en stond nu op. In het weinige licht zag ik dat er zand in zijn baard en dorre bladeren in zijn lange haren zaten. Hij leek me te hebben opgemerkt.
‘Goedenavond,’ groette ik.
Hij keek me aan. ‘Goedenavond,’ zei hij.
‘Wat zoekt u toch?’ vroeg ik hem.
‘Hetzelfde als jij.’
‘O?’ Wat wist hij dat ik niet wist? En nu moest hij niet aan komen zetten met wijsneuzerigheden als De Zin Van Het Leven of Het Geheim Van De Vrouw of zo, want dan zouden er klappen gaan vallen. ‘En wat is dat dan?’
De man keek op, zag me diep in de ogen en zei: ‘Een pointe.’


Apeldoorn, maart 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

03-03-2022

Frits – Lotgenoten (0041)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

Lotgenoten,

Er denderde weer eens een storm over het land. De storm had een naam, maar die ben ik vergeten. Ik kan niet alles bijhouden. Ben het overigens met Kamagurka eens dat we mooi weer ook een naam moeten geven. Ondertussen is het trouwens vaker takkeweer dan aangenaam, maar dat geheel terzijde. Laten we voor het gemak de storm even Frits noemen. Dat praat gemakkelijker. Frits denderde over het land.

Nu woon ik in het centrum van ons zo majestueuze Apeldoorn, in een appartementencomplex op twee hoog, bijna op de hoek van een straat die bekendstaat als ‘het tochtgat van Apeldoorn’. Bij de minste wind waai je er al weg. Als ik van twee hoog uit het raam kijk, zie ik menig fietser van de fiets, bromfietser van de bromfiets, motorrijder van de motor en bejaarde van achter de rollator gewaaid worden. Ook leuk was die keer dat de postbode vergeten had om zijn grote fietstassen dicht te doen. De brieven en kaarten woeien zo uit zijn tas en werden door de wind omhoog geblazen tot bijna boven de vier verdiepingen van ons appartementencomplex en de van het gebouw tegenover ons. Door onze straat stroomt ook de stadsbeek door een betonnen soort bak en het was een vrolijk gezicht alle poststukken door die beek te zien kabbelen.

Maar goed, die storm dus. Frits ging een lekker potje tekeer. Die vrijdagavond zag ik op Twitter (jaja) een vermakelijk filmpje van ons mooie Oranjepark, op een steenworp afstand van mijn woning vandaan. (Hoewel, je moet dan echt wel érg ver kunnen gooien of het moet met van die kleine keitjes zijn, dan red je het misschien.) In het filmpje rijdt een jonge vent op de fiets over een pad door het park en plots hoor je een stem: ‘Doorfietsen!’ Van links komt er dan een werkelijk enorme boom het beeld in vallen, die vlak achter de fiets op het pad terechtkomt. De fietser verdwijnt in de kleine takken. Dat zal schrikken zijn geweest, voor die jongeman. De maandag erop stond er een groot interview met hem in de lokale sufferd, waarin hij vertelde dat hij – op een kleine snede in zijn hoofd na – met de schrik was vrijgekomen. Ik ben dan wel benieuwd hoe hij moet hebben gekeken toen hij zijn bekeuring onder ogen kreeg, want in het Oranjepark mag je helemaal niet fietsen.

Die nacht van vrijdag op zaterdag hield Frits huis in het land. Mijn eigen woning kwam er goed vanaf: geen schade. Toen ik zaterdagmorgen opstond en uit het raam keek hoe verwoest of mijn omgeving was, viel me in eerste instantie niet zo veel op. Of wacht, moest je daar kijken. Bij ons schuin tegenover, op de hoek van de straat, staat een groot en hoog kantoorgebouw. Om dit bijzonder lelijke prutwerk van architectuur nog enigszins toonbaar te maken, is het voorzien van een artistiek bedoelde luifel boven de centrale ingang. Die luifel is vervaardigd van meerdere glazen platen en al meerdere keren zijn een of meerdere van die platen spontaan losgekomen (zonder dat er sprake was van enige wind) en op de daaronder gelegen stoeptegels aan splinters gesodemieterd. In dat geval was het trottoir onder de luifel afgezet met rood-witte hekken, teneinde de voorbijgangers te wijzen op het gevaar en te behoeden voor glassplinters in de voeten.
Welnu, ik wierp de blik uit het raam en zag aan de overzijde van de straat het voetpad onder de luifel van het kantoorpand afgezet met rood-witte hekken. Ik verwachtte dus dat er iets aan de hand zou zijn met die luifel. Maar dat was vreemd: alle glazen platen zaten nog netjes op z’n plek. Dan was er meer aan de hand. Ik keek verder naar boven en ja hoor: ruim vier verdiepingen boven de luifel hingen dakplaten te bungelen. Het zag eruit dat ze ieder moment naar beneden konden vallen, zo boven op de glazen luifel. Lekker dan. Fijn dat de hekken er stonden, want als je net onder de luifel zou lopen op het moment dat zo’n plaat erbovenop terecht komt, nou dan zijn de rapen gaar.

Nu is het op zaterdag een drukte van belang bij ons in de straat. De grote warenmarkt is tijdelijk verplaatst en bevindt zich zo ongeveer hier voor de deur. De doorgaande weg is afgezet en slechts voetgangers hebben toegang.
Wacht. Wat gebeurt daar nou aan de overkant? Moet je zien: die rood-witte hekken staan niet strak tegen de pui van het kantoorgebouw; er is nog veertig of vijftig centimeter ruimte tussen. En wat doet die mevrouw daar met haar zware boodschappentassen? Precies: ze wurmt zich tussen het hek en de pui en loopt onder de luifel door. Kijk uit, mens! O zie, ze is niet de enige. Die gast met die fiets aan de hand doet exact hetzelfde! Aan de andere kant van de luifel staat het hek trouwens wél redelijk strak tegen de pui aan, dus daar kan die fiets helemaal niet voorbij.
Een slecht voorbeeld doet goed volgen, zeg. De een na de ander neemt nu de korte weg onder de glazen luifel door en ver boven hun hoofd beginnen de dakplaten steeds vervaarlijker te bewegen.

Ik durf niet meer te kijken. Straks gaat het fout. Straks raakt er echt zo’n dakplaat los en dan valt die naar beneden bovenop de glazen luifel en dan … En daar wil ik geen getuige van zijn. Ik heb kippenvel over mijn hele lijf. Of moet ik de ramen open doen en gillen: ‘Kijk uit, randkameel! Levensgevaarlijk wat je doet! Maak dat je wegkomt daar, voordat er een dakplaat op je hersenloze kop sodemietert! Die hekken staan daar niet voor niets! Denk jij soms dat je slim bezig bent door je eigen onderzoek te doen en niet achter de schaapjes aan te lopen? Jij laat je niet weerhouden door een hek en je laat je niet vertellen wat je moet doen? Jij denkt zelf na? Als er al tribunalen komen, dan is het om domme debielen zoals jij te berechten!’ Moet ik dat doen?

O, gelukkig! Er is beweging op de bovenste verdieping. Er gaat een groot kantoorraam uit de sponning. Ik zie een paar mannen in geel fluorescerende hesjes van binnenuit een touw om de bungelende dakplaat binden. En daar! Boven op het dak staan ook meerdere mannen. Zij trekken nu langzaam, heel langzaam, de dakplaat naar zich toe. Ademloos kijk ik toe. Daarna hijsen de mannen op het dak ook de andere wiebelende dakplaten naar boven.
Beneden op straat loopt nog jan-en-alleman onder de luifel door, zich van geen gevaar bewust. Ik zucht van opluchting. Dat gevaar is geweken.

Wat een avonturen weer.


Apeldoorn, februari 2022

Lees ‘m hier op FOK!.

• • •
 

17-02-2022

Onooglijk – Lotgenoten (0040)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

De meneer lijkt voor zich uit te praten, maar dat doen er tegenwoordig wel meer. Ik blijf het een gek gezicht vinden. Doordat ze tegenwoordig heel klein zijn, zie je die oordopjes niet. Met ferme pas loopt hij me tegemoet. Ik kan de meneer niet verstaan, maar hij is vast aan het bellen. Het interesseert me verder niet en ik werp een blik over het stadspark, in de hoop iets bijzonders op te kunnen merken.

We noemen het een stadspark, maar het is niet meer dan een onooglijke strook groen. Het is niet langer dan driehonderd meter en op z’n breedst is het nog geen honderd. Als je het doorkruist, maakt het niet uit of je dat doet over de lengte of over de breedte: je bent erdoorheen voor je het weet. Toch is er van alles te beleven.
Zo is er een niet al te grote skatebaan. Bij mooi weer zie je daar kinderen en jongeren druk in de weer op rolschaatsen, skateboard of bmx-fiets of hoe heet zo’n ding. Ze maken capriolen en voeren stunts uit. Een enkeling heeft zo’n bluetoothluidspreker bij zich en daaruit klinken dan stuwende beats. Als ik er langs loop en er is een groepje bezig, dan blijf ik altijd even staan kijken en niet zelden raak ik danig onder de indruk van de kunsten die ze maken.
Nu is het winter en is het parkje leeg en kaal, net als in de herfst. Maar straks in het voorjaar en in de zomer dan wordt het groen en ontstaan er beschutte plekjes.

In de lengte kronkelt de stadsbeek De Grift door het park heen. Het is natuurlijk andersom: De Grift was er altijd al; later is het stadspark erlangs aangelegd.
De Grift ontspringt ergens in het Orderbos, vlak bij de wijk waar ik werd geboren en waar ik ben opgegroeid. Er stromen meer beken door ons zo majestueuze Apeldoorn. Die beken ontspringen uit natuurlijke bronnen en hebben in de loop van de negentiende eeuw een belangrijke functie gekregen: nogal wat wasserijen waren erlangs gevestigd. Die wasserijen zijn inmiddels verdwenen en ook De Grift dreigde verloren te gaan. Wat jaren geleden besloot de gemeente De Grift in ere te herstellen en nu stroomt hij op veel plaatsen weer zichtbaar, ook hier door de binnenstad.
In de loop van de afgelopen jaren is het water weer van uitmuntende kwaliteit geworden. Het is inderdaad opvallend helder. De natuur heeft zich hersteld; er zijn weer bijzondere planten en dieren in De Grift waargenomen die eerder niet meer voorkwamen. De beekprik bijvoorbeeld was jaren verdwenen en nu is hij weer terug.
Ook al is het hoogteverschil in het stadspark gering, de ontwerper heeft speelse waterpartijen bedacht en laten aanleggen. Daar waar het park breder is, liggen ook bredere bassins, zodat het lijkt of er een meertje is. Betonnen bakken in het water zijn begroeid met beplanting van riet en vormen een veilige broedplek voor watervogels.

Waar je ook loopt, staat of zit in het stadspark, je ziet altijd het indrukwekkende Herzbergergebouw. Langs het park loopt een drukke doorgaande weg en aan de overkant ervan staat het pand dat beroemd is geworden door die verzekeringsmaatschappij die we kennen onder de naam Centraal Beheer. De beroemde architect Herman Herzberger ontwierp het in 1972. Het is een hippiekantoor, met veel open ruimte, glazen puien en licht overal. De kubusvormen waren destijds revolutionair. Later – ik meen begin van de jaren tachtig – is er een afzichtelijke vleugel aan vast gebouwd. De verzekeringsmaatschappij zit er al lang niet meer; vanaf 2001 verhuisden steeds meer afdelingen naar een nieuwbouwlocatie aan de zuidkant van de stad en per 2013 staat het hele gebouw leeg. Een tijdje was er anti-kraak en konden kunstenaars er hun atelier in vestigen, totdat er plannen kwamen voor hergebruik. Die plannen gingen niet door en de laatste jaren verpaupert het enorm. Meerdere plannen voor herinrichting zijn gemaakt maar tot nu toe is er niets gerealiseerd. Onlangs kwam het bericht dat er dan toch woningen in komen en het is te hopen dat dit karakteristieke bouwwerk inderdaad mag blijven voortbestaan.

De dieren in het stadspark zal het allemaal worst wezen. Voor hen is het van belang dat er voedsel is en dat blijkt er volop te zijn, gezien de goede conditie van het water in De Grift en de veelheid van soorten erin en eromheen. Ik wandel en ren bijna dagelijks door het parkje en steeds weer ben ik blij dat ik de diversiteit kan constateren. Wilde eenden, waterhoentjes, meerkoeten, eksters, meeuwen zijn er altijd waar te nemen. Af en toe tref ik er een reiger aan. Het is me ook al een paar keer gebeurd dat ik verrast werd door een blauwe streep die over het water scheerde. Inderdaad: een ijsvogel. Kennelijk nestelt die wat verderop waar het rustiger is, maar komt-ie af en toe hier naar voedsel zoeken. Ook regelmatig te zien: ratten.
Honden zijn er bij de vleet. Langs het smallere deel van het park is een veldje dat is ingericht als hondenuitlaatplaats en de buurtbewoners maken er grif gebruik van. Ik ben zo’n buurtbewoner, maar ik heb dan weer geen hond. Wel kom ik de hondenbezitters tegen en dan knik of groet ik beleefd. Al veel aardige aanspraak gehad. Met de overbuurman die maar liefst drie honden uitlaat, met de mevrouw die mij ’s morgens in alle vroegte voorbij ziet rennen, met de oude overbuurvrouw die bij nader inzien tegen haar hond praat in plaats van met mij.

Langs de bredere bassins van de beek liggen recreatiegedeelten van steigerhout. Er is volop zitgelegenheid bij het kabbelende water. Als het mooi weer is, dan zitten de bankjes vol. Weer of geen weer: er hangen allerlei lui te drinken of te blowen.
Daar, vlak achter het gebouwtje dat de ingang is naar de ondergrondse parkeergarage, daar liggen nog wel eens die twee verwarde personen te slapen en ik ben benieuwd of dat ze er nu –

De meneer is ondertussen vlak bij mij. Nu pas zie ik zijn afgetrapte sportschoenen, de scheuren in zijn broek en de vieze vlekken in zijn jas. Ik hoor zijn stem en nu kan ik hem verstaan. ‘Kankergemeente. Kankerpolitie. Kanker-UWV,’ klinkt het. Volgens mij is hij helemaal niet aan het bellen. Met wijd opengesperde ogen en luid voor zich uit pratend loopt hij me voorbij. ‘Kankerbegeleiders. Kankerfamilie. Kankerpolitiek. Kankerlui. Kanker-…’

Wat een avonturen weer.


Apeldoorn, februari 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

03-02-2022

Hoog tijd voor een kroegverhaal (27)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

Ik passeerde café De Beerput. Ik was er bijna aan gaan wennen dat het gesloten zou zijn. Er zaten wel drie personen op het terras. Ze hadden plaatsgenomen op de steigerhouten bank die aan de gevel van café De Beerput zat vastgeschroefd.
‘Hé Bas!’ riep een van hen. Gezien de baard in de keel meende ik dat het een man was. ‘Kom er gezellig bij zitten.’
Nu was dit weliswaar geen talentenjacht en was er tussen de baard en mij geen professionele relatie met een onderlinge machtsverhouding, maar toch meende ik hier een bepaalde vorm van grensoverschrijdend gedrag te bespeuren. Tenminste: als je in mijn bijzijn het woord ‘gezellig’ gebruikt en je bent een man, dan sta je op het punt mijn persoonlijke grens te overschrijden. Dit alles zei ik natuurlijk niet tegen de baard, want de baard had helemaal geen baard. Bovendien was hij Theo en Theo stond bekend om zijn pogingen dames te verleiden en om de vele blauwtjes die hij liep.
Ik ging niet bij hen op de bank zitten, maar hield wel mijn pas in en deed een stap dichter naar de gevel van café De Beerput toe.

Naast Theo zat Lena, de stokdove kunstenares, en daar weer naast zat Henk, de ietwat dikkige, dommige en goedzakkerige mopperkont. Bij nader inzien was er helemaal geen plaats op die bank, dus waarom Theo vroeg of ik erbij kwam zitten, was me een raadsel.
‘Dag Theo, dag Lena, dag Henk,’ zei ik.
‘Wat zei je?’ gilde Lena.
‘DAG THEO, DAG LENA, DAG HENK!’ brulde ik. ‘En zeg niet: Zeg dat dan.’
‘O, ik dacht: ik versta het niet. Wat bedoel je nou?’
‘Ik zei je gedag,’ articuleerde ik overdadig.
‘O, zég dat dan!’ riep ze uit. ‘Ik denk je zit me in de maling te nemen!’
‘Op een andere manier wil helemaal niemand haar meer nemen,’ zei Theo.
‘Wát zeg je?’ vroeg Lena.
‘Zal ik jou eens lekker nemen?’ zei Theo.
‘Nee dank je,’ zei Lena. ‘Ik rook niet meer.’
‘Zeg Henk,’ zei ik tegen Henk. ‘Waarom zitten jullie hier in de kou op het terras en niet fijn binnen?’ Ik kon me eigenlijk niet herinneren dat ik het ooit fijn had gevonden in café De Beerput, maar dat was een geheel andere kwestie.
‘Het café is gesloten,’ mopperde Henk.
‘Gesloten? Wat is dat nou? De horeca mag toch sinds een week weer open? En het is nog geen sluitingstijd.’
‘Bas,’ zei Theo, ‘het is heel erg. Café De Beerput is gesloten. Voorgoed. Uitbater Willem heeft het niet gered.’
‘De deksel van de beerput is dicht,’ zei ik voor me uit. ‘Niet gered. Ergens toch jammer.’

‘Toch jammer!?’ riep Theo uit. ‘Het is een schande!’
‘Schande? Willem kan er toch niet echt iets aan doen dat hij geen klandizie heeft gehad de afgelopen tijd? Voor veel ondernemers is het een zware tijd geweest.’
‘Al die maatregelen waren onnodig en onzin!’
‘Doe nou ’s kalm, Theo,’ zei Lena. ‘We zijn niet doof, hoor.’
‘Jullie hebben ook niet naar mij geluisterd!’
‘Wat krijg jij nou voor hysterisch, Theo?’ vroeg ik. ‘En hoe zit het met café De Beerput?’
‘IK BEN NIET HYSTERISCH!’ krijste Theo. ‘En café De Beerput is gesloten, dat zei ik toch? Door die stomme coronamaatregelen van dat compleet incompetente kabinet van ons zit Willem nu aan de grond!’
‘En jullie in de kou op een bank tegen de gevel,’ zei ik. ‘Waarom ga je niet naar een ander café dat wél open is?’
‘Eigenlijk is dat nog niet eens zo’n gek idee,’ bekende Henk.
‘De Beerput moet open!’ brieste Theo. ‘Het is ónze kroeg!’
‘Ik dacht dat Willem de eigenaar was,’ kwam ik tussenbeide.
‘Bemoei je d’r niet mee,’ zei Theo. ‘Henk, we moeten in verzet komen. Ons laten inenten is tot daar aan toe, maar ons een café ontzeggen gaat té ver.’
‘Maar het is niet zo heel ver naar een andere kroeg.’
‘Jij ook bek dicht, Henk.’
‘Dank je,’ zei Lena plots. ‘Maar ik heb geen dorst. Jij dan, Bas? Ik trakteer! Wil jij iets drinken?’
‘Water uit de kraan kun je hier niet krijgen,’ lachte Theo.
Ik had zin om Theo een ram tegen zijn kanis te geven, maar ik hield me in.
‘Doe maar iets fris, Lena,’ zei ik. ‘Ik wil niet grensoverschrijdend worden.’
‘Maar ik wel!’ riep Theo. ‘De barricades op! We moeten strijden voor onze vrijheid.’
‘Maar je bent toch vrij?’ vroeg ik. ‘Je kunt zo naar een ander café.’
‘Ik wil naar mijn oude vertrouwde Beerput!’ Volgens mij begon Theo een beetje door te slaan. ‘Wég met de coronaregels!’ bulderde hij. ‘De Beerput moet open! En anders tribunalen!’
‘Denk aan je hart, Theo,’ zei Henk. ‘Dat doe ik ook. Althans, aan het mijne. Bevalt prima. Dan breekt het lijntje niet.’
‘Jullie zijn schaapjes! Volgen maar zo zonder enige kritische blik de mensen die het voor het zeggen hebben. Doe je eigen onderzoek!’
‘Mijn eigen onderzoek zegt dat je een klap van de molenwiek hebt, Theo.’
‘We pikken het niet!’
‘Theo, gedraag je,’ zei Lena. ‘Anders bel ik de politie.’
‘De politie zit in het complot! Die staan aan de kant van deze fascistische overheid, die steunt de WEF, de sms!’
‘Sms?’ vroeg ik. ‘Gebruik je geen Whatsapp?’
‘Je weet drommels goed wat ik bedoel!’
‘Zelf ben ik erg afhankelijk van wifi. Ik heb een prepaid.’
‘Lul niet!’ Theo raakte buiten zinnen.
‘Ik lul niet,’ zei ik. ‘Het is de waarheid.’
‘Leugens tot en met! Jij spant samen met alles en iedereen. Het is een complot, dat je dat niet doorziet!’
‘Wat krijgt hij nou zo plotseling?’ vroeg Lena. ‘Heeft hij te veel gedronken?’
‘Dat is wel knap met een gesloten café,’ zei Henk.

Theo was opgestaan en duwde nu zowel Henk als Lena van de bank.
‘Wat krijgen we nou, Theo?’ vroeg Henk.
‘Mogen we niet zitten?’ vroeg Lena. ‘Of moet je even gaan liggen?’
‘Neeeee!’ Theo kreeg de smaak te pakken. ‘We moeten juist opstaan! Allemaal! In verzet! Vrijheid! Vrede! Liefde!’ Hij greep naar de bank en met een fikse inspanning rukte hij die van de gevel los. De keilbouten sprongen in het rond. Toen draaide hij zijn lichaam en met een zwabberende zwaai smeet hij de bank door de ruiten van café De Beerput. ‘De Beerput moet open!’
‘Dat hadden we al begrepen, Theo,’ zei ik.
‘Wat zegt hij?’ vroeg Lena.
‘Dat we het hebben begrepen,’ antwoordde Henk.
‘Wat dan?’ Lena haalde haar schouders op. ‘Ik begrijp het niet.’
Theo begon met zijn hoofd tegen de deur van het café te bonken.
‘Ernstiger hersenletsel lijkt me niet mogelijk,’ zei ik. ‘Maar we zullen iets moeten doen, willen we grotere schade aan de kroeg voorkomen.’
Henk en Lena probeerden Theo tegen te houden. In de verte klonk een tweetonige sirene die naderbij kwam.
‘Daar heb je ze!’ schreeuwde Theo. ‘Ze sturen de ME op ons af. Romano’s of hoe heten die undercover agenten in burger, die infiltranten! Waar zijn de veteranen? We pakken het waterkanon van de politie af en zullen ze belagen met hun eigen middelen! Het is kinderbloed dat van hun klauwen druipt! We komen in verzet tegen dit totalitaire regime! Ik laat een marmottenkapsel groeien. Wat jullie doen zijn strafbare feiten waarvoor jullie gestraft zullen worden. Er komen tribunalen! De Beerput moet open!’
Een politiebusje draaide de straat in. Er klonk een stem door een megafoon: ‘Er is een noodverordening van kracht. Wilt u het plein verlaten?’
‘NOOOIT!’ brulde Theo. ‘Verzet! Waar heb ik mijn stok, mijn mes? De Beerput moet open!’

‘Ik ga maar eens naar huis,’ zei ik. ‘Een boel schrijfwerk ligt er weer, heb ik het idee.’
‘Ojajoh?’ vroeg Henk. ‘Schrijfwerk? Waarover dan zoal?’
Ik gaf geen antwoord en liep heen.


Apeldoorn, januari 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

20-01-2022

Vijftien jaar schrijven voor FOK! – bazbo’s jubilieum

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

‘Godverkut, dames en heren. Is die pipo hier nu nog steeds? Sinds 18 januari 2007 – eergisteren dus maar liefst vijftien jaar, hoe houden we het hier nog uit? – plaatst hij zijn misselijkmakende stukjes hier op de Voorpagina van FOK!. De eerste zeven jaar deed hij dat wekelijks of vaker; de afgelopen zeven jaren verschijnen zijn verhalen tweewekelijks en sinds een jaar of twee ook weer op de zo vertrouwde donderdagmorgen. Dames en heren, FOK! had zo mooi kunnen zijn zonder hem, maar hier is hij dan toch: bazbo!’

(Niemand klapt. Iedereen heeft zijn microfoon uit staan.)

‘Bas, van harte welkom, ga zitten. Wat wil je drinken? Ik heb wijn en water. Het zal wel weer water moeten zijn.’
‘Doe maar even niks, Adriaan. Anders moet ik steeds naar de wc.’
‘Lekker goedkoop. Hoe gaat het met je?’
‘Je wilt het niet weten.’
‘Jawel! Anders vroeg ik het toch niet?’
‘Jij bent toch ook maar gewoon van de redactie? Dan zoek je naar nieuwtjes en scoops om mee te scoren, zodat de kijkcijfers hoog zijn. Je bent niet écht geïnteresseerd in mij. Wat kennen wij elkaar nou helemaal?’
‘Nou, ik ken jou wel, hoor. Je hebt hier in de afgelopen vijftien jaar al zo veel geschreven over jezelf, dat we een redelijk gedetailleerd beeld hebben van hoe en wie jij …’
‘O kut. Krijgen we dat weer.’
‘Wat?’
‘Dat je me denkt te kennen op basis van een paar regels die ik schrijf.’
‘Dat is niet zo?’
‘Nee.’
‘Nee?’
‘Nee.’

(Er loggen nog wat laatkomers in. Iemand heeft zijn microfoon aan staan en laat een boer. Bij een ander zien we een kat over het toetsenbord lopen.)

‘Iets anders dan. Waar heb je het afgelopen jaar 2021 zoal over geschreven?’
‘Ik verwijs je naar de vijfentwintig stukjes. Daar staat alles in.’
‘Doe nou even niet zo flauw. Waar gingen die stukjes over?’
‘Die heb je dus kennelijk niet gelezen. Ze gaan al vijftien jaar over dagelijkse dingen en kleine avonturen, al dan niet in het echt gebeurd of compleet verzonnen.’
‘Fijn, daar worden we wijzer van.’
‘Wijzer worden is niet het doel dat ik bij de lezer wil bereiken met mijn stukjes. Voor mij is het belangrijkste dat de lezer zich een minuut of wat vermaakt, dat hij of zij een moment glimlacht of een traan laat of nadenkt, dat hij korte tijd uit zijn eigen werkelijkheid is en zich verplaatst in een andere werkelijkheid, dat dit verschrikkelijke leven even wat minder verschrikkelijk is. Maar als iemand er iets van leert, is dat ook mooi meegenomen. Net als de nieuwe fiets van de buurman.’
‘Huh? Wat is er met de nieuwe fiets van je buurman?’
‘Die had hij neergezet midden in de Hoofdstraat hier in ons zo majestueuze Apeldoorn, terwijl daar een parkeerverbod voor fietsen is. De gemeente is daar erg streng op en verwijdert foutief gestalde fietsen. De nieuwe fiets van de buurman stond goed op slot, maar was ook mooi meegenomen.’
‘Ach zo.’
‘Ja.’
‘Maar je hebt er niet over geschreven.’
‘Nee.’
‘Waarom niet?’
‘Zó’n enorm avontuur was het nou ook weer niet en daarbij: ik heb maar vijfentwintig stukjes in een jaar, dus ik moet zuinig zijn met de beschikbare ruimte.’
‘Maar er is bijna geen andere columnist meer. Jij bent zowat de enige nog. Je zou zo dagelijks kunnen publiceren op FOK!.’
‘Ik heb nog geen aanbieding gehad.’
‘Wat voor aanbieding?’
‘Dat ik dat kan of mag doen en tegen welk tarief. Als ik er een beetje van zou kunnen rondkomen, zou ik het zeker overwegen.’

(Aanmoedigend applaus van achter de laptops. We horen het niet, want alle microfoons staan nu uit, maar aan de bewegingen te zien is iedereen enthousiast.)

‘Bas, wat waren voor jou de hoogtepunten in 2021?’
‘Ik praat niet graag in het openbaar over mijn seksleven.’
‘Is het zo slecht, dan?’
‘Nee, verre daarvan. Maar ik wil niemand jaloers maken.’
‘En op het gebied van je schrijverij, wat waren de uitschieters in 2021?’
‘Het is me weer gelukt om vijfentwintig stukjes te schrijven.’
‘En op welke daarvan ben je het meest trots?’
‘Dat is net zo’n vraag als wie mijn favoriete kind zou zijn.’
‘Interessante wending. Wie is jouw favoriete kind?’
‘Mijn zoon. De oudste. Hij is ook de jongste. We hebben maar een zoon.’
‘En waarom ben je op hem trotser dan op je dochter of dochters?’
‘Ik heb geen dochter.’
‘Terug naar de verhalen in 2021, dan.’
‘Nou, vooruit.’
‘Zijn er nog bijzondere verhalen verschenen?’
‘Ik vind ze allemaal bijzonder. Ik heb al mijn kinderen even lief.’
‘Nou, zal ik dan maar een voorzetje geven, Bas? Voordat het een eindeloze en zinloze woordenwisseling wordt?’
‘Nou, vooruit.’

(De meeste kijkers en luisteraars hebben nu niet alleen hun microfoon, maar ook hun camera uit gezet.)

‘Zag ik nou goed dat die ene serie van je is afgelopen?’
‘Die ene, Adriaan? Welke bedoel je?’
‘Die ene over die man.’
‘Die ene over die man, Adriaan? Welke bedoel je?’
‘Ah, je weet wel. Welke serie van je is afgelopen jaar ten einde gekomen?’
‘De serie over Roland Haamschaar.’
‘Heette die man niet Ronald Haamschaar?’
‘Dat zou maar zo kunnen, Adriaan. Ik haalde het zelf nog wel eens door elkaar.’
‘Maar de serie is ten einde?’
‘Ja. Klaar. Af. Voltooid. Afgelopen. Finito.’
‘Waarom?’
‘Omdat er niets meer over hem te schrijven viel, Adriaan. De serie heeft een paar jaar geduurd en gelopen. Aanvankelijk leken het losse verhalen, maar langzaam ontwikkelde zich een verhaallijn, waarin bloed, moord en hoeren een rol gingen spelen. Met dank aan die goeie ouwe tuvokki. Aan het eind van de serie bleek de hoofdpersoon Roland Haamschaar of Ronald Haamschaar of hoe die pipo ook weer heette een psychopathische seriemoordenaar en werd hij gearresteerd. Wat wil je dat ik er nog meer over schrijf?’
‘En die andere serie van je?’
‘Welke andere serie?’
‘Die over jouzelf als schrijver, Bas. Die serie die heet ook Schrijver, geloof ik.’
‘Die serie gaat niet over mijzelf. Hoe vaak moet ik dat nog vertellen?’
‘Maar het gaat toch over een schrijver die allerlei psychische klachten heeft?’
‘Ja. En?’
‘Jij bent toch ook een schrijver?’
‘En ik heb toch ook psychische klachten? Luister eens, Adriaan. Ik heb je dit vorig jaar ook al verteld en volgens mij het jaar daarvoor ook. En het jaar daarvoor. Die serie gaat niet over mij. De hoofdpersoon lijkt misschien op mij, maar hij blijft stil staan en ik ben ondertussen al tig stappen verder. Ik heb je ook verteld dat ik een nieuw verhaal moet ‘herkennen’ als onderdeel van die serie en nou, toevallig heb ik afgelopen jaar weinig verhalen gemaakt of kunnen maken die ik ‘herkende’ als onderdeel van die serie Schrijver. Ik weet ook niet of die verhalen zich in de toekomst nog gaan openbaren. Dat moeten we afwachten.’

(De ene luisteraar die zijn microfoon aan heeft staan, brengt snurkgeluiden voort. Adriaan zet hem op ‘mute’. De overige kijkers en luisteraars zijn uit zichzelf stil.)

‘Bas, vorige keer vertelde je dat jij geen columns over de actualiteit schrijft. Iets met wat actueel is of tijdgebonden of weet ik veel. Je maakt het liefst verhalen, zei je.’
‘Dat klopt, Adriaan. Maar wat is je vraag?’
‘Toch plaatste je een maand of wat geleden een heel lang stuk over de klimaatproblematiek.’
‘Dat klopt, Adriaan. Maar wat is je vraag?’
‘Waarom dan, godverdomme!?’
‘Omdat er iets speelde dat me hoog zat. Een zeer verontrustend rapport van tientallen vooraanstaande wetenschappers, waarin zij allerlei onderzoeken van de afgelopen paar jaar naar de klimaatcatastrofe bundelen, verscheen en was kort in het nieuws. In diezelfde week werd bekend dat de Formule 1 op Zandvoort in september ging starten, een uiterst vervuilend evenement, dat natuur in de omgeving bedreigt. Daar werd ik boos van. We weten dat het niet goed gaat met de aarde, maar we moeten ons wel kunnen blijven vermaken met autoraces. Schiet mij maar lek. Dus daarover moest ik schrijven.’
‘Wat had je verwacht?’
‘Nou, dat ik als klimaatdrammer de wind van voren zou krijgen van alle FOK!kers. Tientallen, zo niet honderden posts van afkeuring en dat ik niets wist en een klimaatwappie was en maar beter dood zou moeten. Dat ik compleet neergesabeld en afgefikt en bedreigd via de achteruitgang het pand zou moeten verlaten.’
‘En wat was het resultaat? Hoe waren de reacties?’
‘Enkele tientallen keren was mijn stuk aangeklikt en er waren drie reacties, waarvan eentje inhoudelijk zinvol.’
‘En nu?’
‘Nu? Nou, niks. Ik zal heus nog wel eens een keer iets actueels maken, maar ik blijf liever bij de verhalen. Daar ga ik misschien wel gewoon mee door.’
‘Misschien?’
‘Ja, ik twijfel. Of ik hier mijn stukjes nog wel moet droppen. Waar bezoekers van FOK! massaal op klikken zijn de nieuwsberichten over COVID, over demonstraties, over rechts-extremisten, over een beter leven voor kippen en dan gaat het er vooral om stoer en boos en kwetsend te zijn en de schuld te geven aan linksen, anderstaligen, migranten, islamieten, complotdenkers, religieuzen en gevaccineerden. De groep vaste lezers lijkt steeds kleiner. Ik dank hen overigens hartelijk voor het trouwe lezen en voor de serieuze en bemoedigende reacties. Van de oude ploeg columnisten is niets meer over. Alleen Bornfree plaatst heel af en toe nog wat. Ik heb ook nog eens een nieuwe werkplek en …’
‘O, kut.’
‘…ja…’
‘Gaan we weer.’
‘… en ik weet niet of ik de tijd en de energie nog wel kan blijven vinden om met de regelmaat van eens in de twee weken een verhaal met een kop en een staart te maken. Ik zit de godganse dag al achter een beeldscherm en dan zal ik dat in mijn vrije tijd ook nog eens gaan doen? Hoe graag ik ook schrijf, ’s avonds en in de weekenden thuis zijn er andere leuke dingen. Maar ik praat niet graag in het openbaar over mijn seksleven.’
‘Nou, fraai is dat. Dan laten we het hierbij. Tot volgend jaar.’
‘Misschien.’

(Het publiek verlaat het online overleg.)


Apeldoorn, januari 2022

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

06-01-2022

Gêne – Lotgenoten (0029)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2022 — bazbo @ 01:00

Lotgenoten,

Ik zie honderden zo niet duizenden van die winkels in het straatbeeld en nog nooit heb ik er eentje bezocht. Tot nu dan. Wie had dat ooit gedacht, dat ik zo’n winkel nog eens zou betreden? Ikzelf ben wel de laatste. Nee, het gaat niet om de zaak met erotische artikelen, mocht u dat denken. Ik zal niet zeggen dat ik daar kind aan huis ben – je kunt het aantal bezoeken tellen op de vingers van een hand en dan houd je nog een vinger over ook -, maar daar durf ik tegenwoordig wel zonder enige gêne naar binnen. Dat is bij dit type zaak wel anders.

Een week ervoor had ik op de markt de grote kraam bezocht en daar zouden ze een door mij begeerd object bestellen en de week erop kunnen leveren. Welnu, nu was het een week erop en helaas, ze konden mij het niet leveren. Ik had vluchtig online gezocht en in die vluchtige vaart niets kunnen vinden. Dus zat er even niets anders op.
Ik keek om me heen of niemand zag dat ik hier naar binnen zou gaan en toen de kust veilig was, greep ik mijn kans. Ik zette mijn mondneusmasker op en duwde met mijn schouder de winkeldeur open.

‘Goedemorgen, mevrouw.’
‘Goedemorgen,’ zei ik.
‘O, pardon. Meneer.’
‘Geeft niet, hoor,’ zei ik. ‘Het gebeurt me vaker.’ Ik wees op mijn lange grijze krullen die tot ver over mijn schouderbladen hingen.
‘Ik heb ook lang haar,’ zei hij met een rood hoofd. ‘Ik heb…’ Hij keek opzij en wees op het knotje achter op zijn hoofd.
‘Maar bij u komt de lange baard onder het mondneusmasker uit.’ Dus dat is gemakkelijk, dacht ik. Ik vroeg me overigens af van welk continent deze jongeman afkomstig was. Zijn lange zwarte baard en zwarte haren en licht getinte huid en donkere ogen deden me iets Mediterraans vermoeden, maar voor hetzelfde geld was het Indiaas of iets uit Zuid- of Midden-Amerika, weet ik ook veel. Ik kon het niet goed zien en wilde de knaap niet al te lang in z’n smoel turen.
‘Kan ik helpen?’
‘Nou, dat hoop ik toch wel.’ Ik sluip niet voor niets hier naar binnen. ‘Ik zoek een hoesje voor mijn telefoon. Kijk, het is een Pipo Reet-o 5.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Die heb ik niet.’ Zijn ogen glommen.
‘Dat verbaast me niet,’ zei ik. ‘Het model is net uit. Maar kunt u kijken of u het voor mij kunt bestellen?’
‘Maandag heb ik.’
Moest hij dat niet nakijken ergens in een computerbestand? Of wist hij dit allemaal uit zijn blote hoofd? Knap, hoor. Hoewel, zo bloot was zijn hoofd niet met al dat haar. ‘Maandag?’ zei ik. ‘Dat is overmorgen. Dat is niet erg. Ik woon hier vlakbij, dan kom ik maandag nog even langs.’
‘Ik heb veel op voorraad. Dit niet. Deze telefoon heeft geen toekomst. Meeste mensen kopen model van grote bedrijven, daar er is veel vraag naar. Apple en Samsung, die heb ik wel. Ik heb voorraad van Apple en Samsung of Huawei, kijk maar hier.’ Hij wees zijn winkel rond. ‘Ik niet investeer in artikel van kleine bedrijf. Die gaat op den duur toch weg. Dan ik zit met voorraad. Hoe heet toestel, zei u? Poepo? Die geen toekomst, want aandeelhouder niet geïnteresseerd.’
Ik keek hem aan. Ik dacht: Maar dat vroeg ik toch helemaal niet? Ik vroeg: ‘Wilt u het hoesje voor mij bestellen? Zo’n boekachtig ding en zwart graag. Dan kom ik maandag wel weer even langs.’
‘Is goed. Nog even uw …’ De jongeman keek om zich heen en graaide in allerlei stapels dozen, paperassen, hoezen, rotzooi. Toen liep hij de opslagruimte achter de toonbank in, maar kwam ook snel met lege handen weer terug. Hij bukte en haalde uit een doos die op de grond stond een prop papier. Die vouwde hij open. ‘Nu pen.’ Ik wilde er eentje uit de binnenzak van mijn jas pakken, maar hij had zich alweer omgedraaid. Hij deed lades open en dicht, graaide weer in allerlei stapels dozen, paperassen, hoezen, rotzooi. Opnieuw liep hij de opslagruimte achter de toonbank in en ik zag hem daar van een plank iets pakken. Zowaar, een pen.
‘Mijn gegevens?’ vroeg ik. Ik noemde mijn achternaam en mijn mobiele telefoonnummer. Hoe of ik deze nieuwe telefoon moest opnemen als iemand belde: geen idee nog. In de afgelopen week had nog niemand mij gebeld, gelukkig.
‘Ik ga regelen,’ zei hij.
‘Tot maandag.’

Helaas kon ik pas woensdag naar de winkel. De hoes was er niet. ‘Bestaat niet,’ zei hij.
‘Dat kan natuurlijk,’ zei ik. ‘Zoals ik al zei: het model is net uit. Komt vast nog wel.’
Ik zag hem denken: Deze telefoon heeft geen toekomst.
‘Bedankt voor de moeite’ zei ik. ‘Tot ziens.’ Maar ik dacht het niet.
Waarom had hij mij niet even gebeld? Niet dat ik het erg vond om even om te lopen, maar wel dat ik nogmaals zo’n smartfoonshop binnen zou moeten gaan. Bovendien vroeg ik me af waarom hij mijn gegevens eigenlijk had genoteerd. En niet even op internet had gezocht waar een dergelijk hoesje te bestellen. Want dat had ik natuurlijk drie dagen ervoor – op zondag, alle tijd – zelf ook al gedaan. Ik liep naar huis, zette de computer aan en plaatste mijn bestelling.

Wat een avonturen weer.


Apeldoorn, december 2021

Hier lees je ‘m op FOK!.

Meer publicaties voor FOK! lezen? Hier vind je de stukken uit 2021.

• • •
 
« Vorige pagina