Kut, weet je
De bus zat stampvol. Ik wurmde me door de mensenmeute heen naar achteren. Vlakbij de achteruitgang was iets meer ruimte. Daar greep ik een stang. Ik keek eens om mij heen.
Naast mij stond een jongeman van een jaar of twintig. Hij had twee grote weekendtassen voor zich op de grond staan. Hij keek door de ramen van de deuren naar buiten. Plots klonk er gepiep uit zijn jaszak. Hij haalde een telefoon tevoorschijn en bracht die naar zijn oor. Met zeer luide stem nam hij op.