Dood aan de middenstand!
Tegensputteren deed hij niet, die visboer. Ik greep hem bij zijn kraag en trok hem half over de toonbank. Hij was al na één kopstoot bewusteloos. Toen pakte ik de fles met ravigottesaus van zijn balie en kneep die leeg over zijn kale kop. Diezelfde kop ramde ik meerdere malen tegen de sticker op de vitrine. De ruit barstte; de kop bloedde. Het viswijf was inmiddels begonnen met gillen. Ik wierp de vent terug zijn kraam in. Hij viel achterover en duwde zijn vrouw met haar suikerspin in de bak met verbrandend vet. Het zou wel even duren voor ze gaar was.