bazbo – de wereld van Bas Langereis, het middelpunt der aarde

Bas Langereis leest u voor!

10-08-2019

Het vuur ontketend

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 07:19

Dit was een serie die tuvokki en ik schreven in 2011.
Dit keer hadden we het hele plot vooraf uitgedacht en vervolgens uitgewerkt. Al schrijvende stelden we her en der dat plot bij. Toen de hele serie was uitgeschreven, vroegen we de eindredacteur van de columns van FOK! of we het mochten plaatsen onder een pseudoniem. Hij stond het toe en wij drieën waren de enigen die wisten dat Johan Huiskamp niet bestond. Het aardige van de serie is dat in het begin de hoofdpersoon best een aardige vent lijkt, maar gaandeweg ontpopt hij zich steeds meer als een pychopatische seriemoordenaar.

• • •
 

Het vuur ontketend (13) (slot)

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 07:16

“Voor de laatste keer!” klonk de stem van achter de voordeur. “Doe open! We weten dat u thuis bent!”
Héél even bedacht ik me dat ik die twee wel zou kunnen overmeesteren. Misschien zou ik een pistool te pakken kunnen krijgen. Maar nee, ik besloot het risico niet te nemen. En dat was maar goed ook. Toen ik via de brandtrap naar beneden was geklommen en langs de huizen liep om niet op te vallen, zag ik nog zeker twee andere geüniformeerde agenten mijn kant op komen. Ik dook weg achter een bosje. Via een aantal tuinen wist ik ongemerkt weg te komen. ‘Laat ze maar inbreken. Het kan me niet schelen vandaag,’ dacht ik bij mezelf. Het zou snel afgelopen zijn.

Ik wist dat ik haast moest maken. De daders laten lopen? Dat nooit. Boven alles moest ik met Kimberley ontsnappen en de rotzakken die deze hele rotzooi hadden veroorzaakt laten bloeden. ‘Nog meer bloed? Hebben we daar nu nog behoefte aan?’ Mijn innerlijke stem drong nog wel aan op voorzichtigheid en terughoudendheid. Ik had ergens ook wel genoeg van geweld. “Ga je het ultieme offer brengen? Ben je bereid om Kimberley op te geven om te ontsnappen aan wat er gedaan moet worden?” Via de tuintjes, wat steegjes en de achterkant van de supermarkt kwam ik aan bij de achterkant van het café. De deur was nog keurig afgesloten, maar ik had de sleutels in mijn zak en ik was binnen voor iemand me had kunnen zien. Aangezien ik ook de voordeur op slot had gedaan, hing het bordje ‘Gesloten’ nog steeds voor het raam. De toestand waarin ik Rein had achtergelaten was nog niet opgemerkt. Tegen de tijd dat de eerste klanten aan kwamen kloppen, zouden ze misschien zien dat hij niet achter de bar stond maar lag. En dan zou er snel politie komen. Vóór die tijd wilde ik al onderweg zijn. Het liefst samen met Kimmie. “Oh, gelukkig. Ik dacht al.” Ik had haar al een keer in de steek gelaten. Dat zou me niet nog een keer gebeuren.

Binnen zocht ik de honkbalknuppel die Rein daar had liggen. Waar was dat ding? Ik zag het nergens. Snel opende ik allerlei laatjes, in de hoop iets anders te vinden. Hier! Dit was interessanter. Er lag een pistool en een doos munitie. “Dat had ik niet verwacht van Rein.” “Ik ken die viezerik langer dan vandaag,” zei ik alleen maar terug en ik laadde het ding. Verroest, daar had je de knuppel. Die liet ik liggen. Ik verliet het café weer via de achterkant. Met een beetje mazzel duurde het nog lang voordat men ontdekte dat er iets in ‘De Lamme Goedzak’ niet pluis was. Hoe langer het duurde voordat de politie ter plaatse was, hoe meer tijd ik zou hebben om hiernaast de klus te klaren.
Ik keek snel even over de schutting of er iemand beneden was in het hoerenhuis, maar ik kon niemand zien. Het was een koud kunstje om over de schutting te wippen en de achterdeur te forceren.

Dit keer was ik voorzichtiger. In de keuken stond een volle kan koffie te pruttelen. Stil liep ik richting woonkamer. Ik had nog niemand gezien. Dan was ik waarschijnlijk ongezien binnengekomen. Toen ik de woonkamer in sloop, liep ik iemand tegen het lijf. Hij kwam de trap af toen ik de woonkamer betrad.
“Ah, heeft Tarkan je binnen gelaten?” Hij klonk tevreden. Ik zou zweren dat hij liep te fluiten.
“Ik heb de pillen hier, Ahmed.” Het leek me het beste om de vraag niet te beantwoorden. “Wil je ze nog zien?”
“Leg ze maar op tafel,” knikte hij. “Ik houd me aan de afspraak en zal je het meisje teruggeven.”

Bovenaan de trap verscheen licht. Er was een deur opengegaan. Tarkan kwam tevoorschijn. Ahmed was verbaasd.
“Tarkan?” Hij draaide zich om naar mij. “Ben jij de hele tijd al boven? En hoe ben jij dan binnengekomen, Johan?”
“Johan is even op vakantie. Die slappeling kon niet doen voor zijn dochter wat er hier nodig is.” Ik pakte het pistool en zonder te twijfelen schoot ik Ahmed in zijn buik. Vervolgens richtte ik naar boven naar de plek waar Tarkan stond. Voor ik kon schieten zag ik een blonde verschijning achter hem en toen ging alles snel.
“Klootzak!” schreeuwde Kimberley en ze gaf Tarkan een duw. Hij viel voorover de trap af. Ik stapte naar hem toe, over de nog steeds verbaasd kijkende Ahmed heen, die het bloeden van zijn buik probeerde te stoppen met zijn handen. Het leek erop of hij moeite had zijn ingewanden tegen te houden naar buiten te puilen. Toen ging mijn aandacht weer naar Tarkan. Met een gerichte schop in zijn gezicht zorgde ik ervoor dat hij ons even niet meer lastig zou vallen.

“Jij … jij bent Franco,…” stamelde Ahmed, zijn pijn verbijtend. “Ik dacht dat je vast zat.”
“Dat klopt. Dat zát ik ook,” antwoordde ik doodkalm. “En snap je nu ook dat je met de dochter van de verkeerde man aan het klootzakken was?”
“Ik … herkende je niet.” Hij lachte een beetje gegeneerd. “Je bent oud geworden … ” Bloed kwam uit zijn mond.
“Tien jaar in de nor, Ahmed. Tien jaar, godverdomme.”
“Wat bedoelt hij?” Kimberley was de trap afgekomen en ze pakte mijn hand vast. “Wat bedoel jíj?”
“Dat is een lang verhaal, schatje.” Ik pakte haar bij haar schouder en draaide haar een beetje weg van de stervende dealer en pooier. “Als we tijd hebben vertel ik je alles. Maar nu gaan we eerst even de boel hier afhandelen.”
Ik richtte het pistool en met een droge knal maakte ik een einde aan het leven van Ahmed.
Tarkan kreunde en Kimberley en ik draaiden ons tegelijkertijd om.
“Die klootzak heeft aan me gezeten.” Haar stem klonk niet angstig meer.
Zonder verder iets te zeggen haalde ik het mes tevoorschijn. Het glom in het weinige licht. Ik hief mijn arm, maar toen ik toe wilde steken, werd ik tegengehouden. Even dacht ik dat de politie ons gevonden had. Maar neen, het was Kimmie. Met een verbeten grijns haalde ze mijn arm naar beneden.
“Ga zitten,” was alles wat ze zei. “Deze is voor mij.”
Kimberley haalde de riem uit Tarkans broek en bond de jongeman behendig ermee aan de trap vast. Ze draaide zich om en liep naar de keuken. Op weg daar naartoe pakte ze het mes uit mijn hand. Mij duwde ze naar de bank, waar ik gisteren de hoer had gegrepen. Ik ging zitten.
“Ik zou even de andere kant op kijken, Johan. Hier is míjn dochter aan het werk.” De stem in mij was van mij.

Kimberley kwam terug met de pot koffie. Zonder pardon goot ze die over de jongen heen. Die kwam met een schreeuw bij zijn positieven. Hij wist duidelijk niet goed waar hij was.
“Hé, kanjer.” Kimberley had haar blouse opengemaakt en bood de jongen een gulle blik op haar volle boezem. Haar handen gingen over zijn pijnlijke lichaam en streelden in de richting van zijn openhangende broek. Hij kreunde even.
“Aaah,” hijgde ze in zijn oor. “Je voelt nog wel iets?” Ze likte aan haar lippen. Haar hand ging dieper zijn broek in en haalde zijn gezwollen lid tevoorschijn. Tarkan kreunde weer.
“‘Lekker hè? Als ze nog kunnen bewegen.’ Zoiets zei je toch, toen ik vastgebonden zat? ‘Als ze wel kunnen bewegen, maar niks kunnen doen?’ Je had gelijk.” Ritmisch ging haar hand op en neer over de inmiddels half stijve piemel van Tarkan. “Het is heerlijk. Ik hoop dat jij er ook van geniet, maar zo te voelen gaat dat wel goed.”
“K … k .. kankerteef .. ” Het kwam met moeite over zijn lippen.
“Stil maar, jochie. Het is bij jou altijd zó voorbij.” Ze glimlachte en werkte Tarkan naar zijn hoogtepunt. Zijn laatste.
“Oh, ooh, jah, jaa .. geile teef, ik ga klaarkomen. Oooh .. ik heb genoten van je pijn.” Het middenrif van de jongen spande zich. Hij kon elk moment spuiten. Kimberley karnde hem met haar rechterhand en vlak voor hij klaarkwam stak ze toe met haar linker. Het mes ging op en neer. Keer op keer. Lekkere kartels. Op en neer, in hetzelfde ritme als haar hand om zijn penis. Tarkan gorgelde. Bloed kwam uit zijn mond en zijn zaad spetterde in een boog naar boven. Bloed en sperma: de grillige, maar o zo heerlijke combinatie van dood en genot. Met een nijdige haal van het mes maakte Kimberley een einde aan het tafereel. Ik hoorde een oogbal knappen en zag het heft van het mes geplant in dat wat ooit het gezicht van Tarkan was. Toen keek ik naar Kimberley.

“Laten we gaan.” Ze klonk tevreden.
“Hier.” Ik pakte de tas en trok hem open. “Ik heb schone kleren voor je mee genomen.”
Snel kleedde ze zich om. Van mij had het best wat langer mogen duren. Ze had een prachtig lichaam. Vol en jong, precies het soort waarvoor ik de eerste keer in de bak was beland. Dat zou me nu niet gebeuren. Ik haalde een schone trui voor mezelf uit de tas. Mijn jas was vies geworden, dus leegde ik mijn zakken en gooide ik de jas weg. Mijn paspoort viel naast dat van Kimberley op tafel.
“Waar gaan we heen?” Ze had haar kleding aan en pakte een zonnebril die op het tafeltje lag.
“Ergens waar het warm is en waar je veel vriendinnetjes kan maken.” Ik grijnsde. Het was precies wat ze wilde horen en ik verheugde me op haar en haar vriendinnetjes in bikini.

De paspoorten lagen open voor ons op tafel.
“Dus jij bent mijn echte vader?” vroeg ze. “Is Franco dan ook je echte naam?”
“Ja.” We waren bijna veilig en ze had recht op de waarheid. Of in ieder geval een deel daarvan. “Johan wilde opnieuw beginnen; van mij hoeft dat niet.”
“Is het nu voorbij?” vroeg ze bevend. Ze drukte zich tegen me aan.
“Ja, het is voorbij. Bijna. Nog heel even. Je hoeft niet bang meer te zijn.”
Ik nam haar in mijn armen. Ze zuchtte.
“Je bent lief,” zei ik.
Kimberley keek me glimlachend aan. “Jij ook,” zei ze. “Je bent mijn redder.”
“Ja,” knikte ik. Zachtjes legde ik mijn handen rond haar hals. “Ik ben je verlosser en zal je redden.”


E I N D E

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Het vuur ontketend (12)

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 07:15

“Murat was een hond!” Het waren de eerste woorden die ik wist uit te brengen. Ik kon nog steeds niet helemaal scherp zien, maar ik wist wel dat Ahmed in de ruimte was.
“Ik maak je kapot, kankerlijer,” was het gesiste antwoord.
“Dat zei die hond van een dealer van je ook.” Ik kon zijn woede haast voelen. Dat is lekker. Alsof de kokende hitte tegenover je direct jouw eigen energie voedt, is het niet? Even kwam er een glimlach op mijn lippen.
“Jij hebt hem kapot gemaakt,” lispelde Ahmed. “Daarvoor maak ik jóú kapot!”
“Waarom heb je dat dan nog niet gedaan?”
“Ik wil weten wat je hier deed. En waarom je mijn hoer dood hebt gemaakt. Daarna snijd ik je ballen kapot en stop ik ze in je leugenachtige kankerbek.”
“Dat was ik niet.” Je gelooft het zelf. “Maar die hoeren van jou verdienden het te sterven,” zei ik. Ik was nu helemaal bij mijn positieven en zocht een weg om los te komen. Potdomme, ik zat stevig vast.
“Waarom dan? Het zijn toch gewoon hoeren, man? Waar maak je je eigenlijk druk om?”
“Ze hebben het meisje aan die hond van een broer van jou verpatst omdat hun eigen stinkende kutten te weinig opleverden.”
Ahmed was geschokt. “Wat?” Hij keek naar de jongen die naast hem stond. Goed bezig, zo. Het duurt niet lang meer. Toen die geen reactie gaf zei hij nogmaals: “Wat?”
“Vraag maar aan je zoontje.” Ik knikte naar de jongen. “Die weet wel waar ik het over heb. Kimberley is door hem en die kuthoeren deze verrotte business in gesleept. En dat terwijl ze nog minderjarig is. Die hoeren hebben er niks aan gedaan. Rachid heeft haar de drugs in geholpen. Dat zal niet zonder gevolgen zijn.” Ik pauzeerde even. Zie ze staan. Ze weten niet wat te doen. Maak het af. Ik ging verder. “Dus wat ik me druk maak? Nu niks meer. Ik heb geen problemen met jou of met je zoon. De enige die hier volgens mij ook vanaf wist is Rein, de cafébaas. Maar dat is mijn probleem, niet het jouwe.”
Tarkan knikte wederom bevestigend. Ahmed begon te ijsberen. Hij zei iets in het Turks, waarop de jongen naar beneden ging. “Even schoonmaken,” zei Ahmed haast verontschuldigend.
“Volgens mij ben jij de grote winnaar hier, Ahmed.”
“Hoezo?”
“Je bent in elk geval van die verlepte hoeren af, als je mannetjes hun werk een beetje verstaan en een paar lijken kunnen laten verdwijnen. En jij kan verder met het uitbouwen van je kleine drugsimperium naar iets groters. Je broer Rachid loopt je niet meer voor de voeten.”
“Hoezo? Hoe bedoel je? Wat is er met Rachid?”
“Die wordt opgepakt voor de moord op twee kassameisjes in de supermarkt. Hij heeft het leuk gedaan. Eerst uitgekleed en seks met ze gehad; toen de keeltjes doorgesneden.”
“Hou op.”
“Zie het positief. Je handel in pilletjes is veel makkelijker en lucratiever dan te lopen pooieren met die luizendozen van je.”
“En ik moet je zeker bedanken? In plaats van je ballen pletten tussen twee bakstenen?” schamperde Ahmed.
“Ik snap dat je boos bent.” Ik draaide een beetje, zodat ik Ahmed aan kon kijken. “Jij had toch belangstelling voor nieuwe leveringen?”
“Allemaal leuk en aardig, maar Murat is dood en straks zit Rachid achter de tralies.” Even leek Ahmed besluiteloos. Toen zei hij: “Wacht..” Hij liep weg.
Alsof ik iets anders kon dan wachten.
Daar was hij weer. “Jij bent niet bang, hè?” vroeg hij, terwijl hij een mes tevoorschijn haalde.
– Franco was nooit bang. Hij niet; hij zorgde er wel voor dat de ander het in zijn broek deed van angst. Dat gaf hem alle gelegenheid om de regie te nemen. Niet veel later vloeide dan het bloed. En – Ik gaf geen kik. Mijn ogen volgden het mes. Ahmed stak toe, langs mijn arm. Hij sneed door het laken waarmee ik vast zat. Zijn doodvonnis. Ik bleef stil zitten. Heel even had ik de kans om Ahmed uit balans te brengen en hem het mes afhandig te maken. Nog heel even geduld. Ik deed het niet. Wie weet stonden de twee jongemannen achter de deur. Nu niets stoms doen. Tevreden trok Ahmed de laatste boeien los.
Ik stond op. “Wat moet je?”
“Pillen. Wat anders? Jij weet waar je ze kunt krijgen.”
“Waar is Kimberley?”

– altijd weer; het verlangen om te vluchten. Te vluchten waarin? Weg, ver weg. Als het maar ver is. De gedachte dat Franco bezit van mij nam, leek steeds dichterbij te komen. “Als je niet doet wat ik wil, neem ik wraak. Je hebt dierbaren om je heen. Nog wel.” Zijn stem sneed in mijn ingewanden. Het laatste beetje ziel en geweten –

“Die is veilig. Je hoeft je geen zorgen te maken. Tarkan weet wel hoe hij haar rustig krijgt.” Hij lachte vilein. “Ze blijft even bij mij. Eerst zorg jij voor de juiste levering.”
“Oké. Maar als haar één haar wordt gekrenkt, ga je eraan.” Dat ga je evengoed wel. “Je hoort van me.” Ik liep de deur uit. Ik bedoel: ik liep gewoon de deur uit! Ahmed liet me gaan.
Buiten was het net licht geworden. Het regende. Eerst maar eens naar Rein.

De deur klemde.
“Johan,” zei Rein. Hij stond zijn vloer te dweilen. “Ik ben dicht.”
“Geef me koffie.”
“Zenuwachtig?”
Eerder gewelddadig. “Kom, geef me koffie.”
“Vooruit.”
“En leg me uit waarom je nooit verteld hebt dat je weet wat hiernaast plaats heeft gevonden.”
“Hoe bedoel je?”
“Hiernaast. Ahmed. Tarkan. Kimberley. Moet ik je meer tips geven?”
“Johan, …”
“Bespaar me je verontschuldigingen. Wist Muriël ervan?”
“Nee.” Hij zette me een kop koffie voor. Die begon ik snel te slurpen.
“Je hebt haar niet gewaarschuwd?”
“Ik heb een zaak te runnen, Johan.” Genoeg. “Dat lukt me al half. Dan kan ik daar geen gezeur bij hebben.”
Ik zette het half leeggedronken kopje neer en boog over de toog naar Rein toe.

– in het begin leek het ze allemaal heel spannend. Ze waren nog gewillig ook. Hij nam ze mee naar het magazijn. Gretig namen ze de pillen van hem aan. Franco wist dat dit een van zijn hoogtepunten werd. De twee meisjes hingen giechelend om zijn nek. Hij zoende ze in hun hals. Hun heerlijke hals. Zijn handen gleden over de jonge lichamen. Hij kleedde ze uit en gooide hun werkkleren van zich af. Geil wachtten ze op wat er komen ging. Of ze elkaar wilden strelen. Dat wilden ze wel. Ze likten elkaars tepeltjes. Franco opende zijn broek. Ze nodigden hem uit. Hij ging erbij zitten en aaide hen langs de wangen. Met zijn toompje. Dat vonden ze leuk. Hun tongen vochten; ze kregen bijna ruzie wie er het eerst mocht. Hij haalde een condoom tevoorschijn. Zo voorzichtig was hij wel. Zijn handschoenen hield hij ook aan. Dat wond ze nog meer op. De meisjes kropen op elkaar. Franco wreef zijn neus langs de natte sleuven. Toen knielde hij tussen hun benen. Grinnikend gleed hij naar binnen. Wie had hij als eerste te pakken? Straks de ander. De meisjes kronkelden. Om beurten gaf hij ze een paar stootjes. Hun gehijg werd luider. Zijn handen vonden de hals van het ene meisje. Gekreun. En daar was die andere. Gegil van genot. In iedere hand een heerlijke hals. Hij begon zachtjes te knijpen. Ze kregen het benauwd, maar leken het lekker te vinden. Zo klonken ze wel. “Kassa!” gromde hij. Franco spoot het condoom vol. Toen pakte hij zijn grote mes. Weg heerlijke hals. Bloed. Er gorgelde wat lucht uit de wonden. Het wond hem nog meer op. De meisjes waren nog nat tussen de benen. Lang ging hij niet te keer op de betonnen vloer. Weer spoot hij. Erna sleepte hij de slappe lijven naar de koelcel. Zo koud –

Ik liet het lichaam van Rein achter de toog liggen zodat het vanaf de straat niet te zien was. Ik pakte de sleutels van Rein en sloot de deur netjes af en verliet het café. Buiten regende het nog harder. Het stormde in mijn kop. Even later was ik thuis.
Uit het plastic zakje haalde ik een pilletje. Het was een van de laatste. Ik spoelde hem weg met een grote slok whiskey. In de slaapkamer opende ik de klerenkast. Onderin stond mijn weekendtas. Ik deed er wat kleren in.
Ik dacht aan Kimberley. Waar zou ze zijn? Het meidje had al heel wat moeten meemaken. Ik miste haar. Ze verdiende een leven als dit niet. Ik gunde haar een onbezorgd bestaan. Het was haar fout niet dat het allemaal zo gelopen was. Ik moest haar redden. De verlossing nabij.
Uit haar kamer haalde ik nog een aantal kledingstukken. Ik wist niet meer precies wat. De vermoeidheid en pillen van de afgelopen uren deden zijn werk. Ik voelde mezelf wegglippen, alsof ik keek naar iemand anders die dingen uit mijn naam deed. En ik wist héél goed wie die persoon was. Nadat ik het paspoort van Kimberley had gevonden, maakte ik de tas dicht. Beneden moest ik me even vasthouden aan de deurpost. Het duizelde me nog een keer. Uit de keuken haalde ik een broodmes. Lekkere kartels. Had ik verder alles? Volgens mij wel. Mijn pet en bivakmuts zaten in de tas, mijn paspoort in de binnenzak van mijn jasje.
Op de salontafel lag het zakje met de laatste pillen. Ik schudde het leeg in mijn hand. Mijn zucht was diep. Toen bracht ik mijn hand naar mijn mond. Met het laatste beetje uit de fles slikte ik alles door.
Toen ging de bel. Ik deed niet open. De bel ging nog een keer. Toen klonk er geklop op de deur.
“Johan Huiskamp!” hoorde ik een mannenstem. “Politie. We weten dat u thuis bent.”
Ik graaide mijn tas en mijn jas en liep naar het balkon. Daar was de brandtrap.

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Het vuur ontketend (11)

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 07:14

“Dat ben ik.”
“We willen u wat vragen stellen,” zei de andere politieman.
“Dat kan, maar ik moet op weg naar mijn werk.”
“U werkt in de supermarkt, klopt dat?”
“Ja. Loopt u mee?” Ik pakte mijn jas van de kapstok en trok die aan. Toen liep ik naar buiten en trok de deur achter me dicht. De agenten moesten met me mee naar buiten.
“Kende u Jasmijn Jacobs?” vroeg de grote politieman, terwijl hij achter me aan de trap af liep.
“Wie is dat?”
“Priscilla van Meerendonk?”
“Zijn dat die twee meiden die vermoord zijn? Ik zal ze vast wel kennen, maar niet van naam.”
“U weet niet of ze contacten hadden met die magazijnmanager?”
“Rachid? Nee joh, daar houd ik me allemaal niet mee bezig. Ik kom er om te werken en wat geld te verdienen. Niet om op dat jonge spul te letten.”
“Nooit iets verdachts gezien aan Rachid?”
“Nee,” loog ik. “Hij doet z’n werk. Ik ook. Anders nog iets?”
“Waar was u gisterennacht?”
“Hier thuis. En ik was niet alleen. Ik heb een lekker wijf. Dan weet u wel wat er allemaal te doen is. Of niet, heren? Anders nog iets?”
“Dat was het. Als u wat te binnen schiet, neemt u dan contact met ons op? Hier is mijn kaartje.”
“Doe ik.” Ik keek ze na. Toen ze uit het zicht waren, gooide ik het kaartje in de dichtsbijzijnde prullenbak. Ik draaide me om en ging terug naar huis.

– “Tijd voor actie, maat.” Franco wist maar al te goed wanneer hij op het randje balanceerde. Als er nu iemand binnenkwam of alleen maar door het raampje naar binnen keek, zouden de problemen pas echt beginnen. En dat kwam hem niet uit. Hij had nog een aantal zaken op te lossen. En die ander had hij daar meer dan ooit voor nodig. Maar dan moest die wel wakker worden en zijn rommel opruimen. “Tijd voor actie!”
Hoe alert je ook bent, je ontkomt niet. Niet aan Franco. Zeker niet als hij die blik in zijn bloeddoorlopen ogen heeft. Zo kalm als hij is wanneer hij je dwingt. Verzet is zinloos. Lijdzaam –

De deur klapte achter me dicht. Ik liep de slaapkamer in en liet me op het bed vallen. Onmiddellijk sloeg de slaap toe. Maar niet voor lang. Met een droge bek werd ik wakker. Was het een angstige droom? Muriël is koud en komt achter me aan. Ik droom dat ze dood is. Dan hoor ik een stem die me oproept tot actie. Ik snap er niks van. Dan schijnt er een licht in mijn ogen. Het is dag. Als een stortvloed aan beelden, emoties en fysieke herinneringen komen de gebeurtenissen van vorige avond terug. Ik stond op en liep naar de woonkamer. Op de bank lag Muriël. Ik hoefde niet eens te voelen. Ze was echt dood. Dood-dood, niet zoals in mijn droom.
“Ik heb haar gisteren vermoord,” zei ik hardop tegen niemand. Gelukkig was Kimberley er niet. “Shit. Ik zit diep in de problemen. Zéér diep. Het is inderdaad tijd voor actie. De stem had gelijk; ik moet iets doen.” Werktuigelijk liep ik naar het raam om de gordijnen dicht te doen.

“Waar laat ik haar?” Onder in de flat had Muriël een kleine kelder met een grote vriezer waarin ze stukken vlees bewaarde. Als ik al een ladinkje mee kon nemen uit de supermarkt, moest dat vaak meteen worden ingevroren omdat het al over de datum was. De laatste tijd was er niet veel om mee te nemen, dus was de vriezer bijna leeg. – “Het klinkt hard, mijn kameraad, maar een mens moet eten. En je hebt nog een hoop werk voor de boeg vandaag.” – Ik ging naar de kelder en haalde er een behoorlijk stuk ham uit. Weer boven stopte ik de ham in de oven, zodat ik over een uurtje wat te eten had.
Ik tilde Muriël naar de gang. Daar legde ik haar even neer. Toen opende ik in de woonkamer de gordijnen weer om geen argwaan te wekken in de buurt. Als de hele dag de gordijnen dicht zitten, bellen ze misschien aan om te vragen of er iets aan de hand is. Ik sloeg een arm van Muriël om mijn nek en tilde haar op. Nu leek het net of ze dronken om me heen hing. Gelukkig kwamen we niemand tegen in het trappenhuis. In onze kelderbox legde ik haar weer op de grond. Ik opende de vriezer. Verdomd, ze was te groot en een beetje te weinig flexibel om goed in de vriezer te passen. Ik keek om mij heen. Zou die betonschaar bruikbaar zijn?

– stel ik mij voor hoe het moet zijn als ikzelf zijn slachtoffer ben. Die vunzige adem van hem in mijn oor. Zijn schurfterige vingers om mijn nek. Ik kom adem te kort. Volkomen hulpeloos lig ik voorover. Ik voel zijn andere hand op mijn rug, mijn billen. Dan weet ik dat hij zijn hoofd terugtrekt. Ik voel zijn speeksel in mijn bilspleet druipen. Alle spieren in mijn lijf staan gespannen. Dit gaat pijn doen. Daar is zijn mes. Zonder al te veel kracht te zetten legt hij alle gramschap van de afgelopen nachten in een houw in mijn buikholte en mijn huid open. Vlees stinkt, adem stokt. Een grote gapende wond, naar buiten puilende darmen en –

In stukken paste ze beter in de vriezer, al bleef het stouwen. Het kostte me ruim een uur, maar uiteindelijk wist ik Muriël in het geheel in de vriezer te krijgen. De kelder had ik ontdaan van de grootste bloedvlekken en stank. Voor de vorm gooide ik nog een fles bleekwater en een fles allesreiniger leeg over de vloer. Ik wist dat het niets oploste, maar wel dat het een beetje de ergste geur maskeerde. “Aan de deur zullen ze het niet ruiken,” mompelde ik.
‘Tijd om wat te gaan eten. En dan gaan we op zoek naar Kimberley. Die moeten we voor de avond gevonden hebben. Dan kunnen we rustig gaan bedenken waar we heen gaan.’ Weer boven at ik de ham, die me erg goed smaakte. De vleessappen liepen me langs de kin. Heerlijk.

Onder het eten bedacht ik me wat ik moest doen. Kimberley zoeken, blijkbaar. Iets in me zei dat het belangrijk is. En tot nu toe heeft die intuïtie, die innerlijke stem altijd gelijk gehad. Hij heeft het altijd voor me opgenomen. Elke keer dat hij me redde van de pestkoppen en uitbuiters, had ik rust. De agressieve klootzakken die me al mijn hele leven hadden gekleineerd, waren nu bang voor míj en dat allemaal dankzij deze stem. Nu de crisis weer compleet was, kon ik maar beter doen wat hij suggereerde. Noem me zweverig. Wat kan mij het schelen.
“De bordjes laat ik op tafel staan, moeder. Die ruim ik niet op!” Soms praat ik tegen niemand. Anderen praten tegen zichzelf. Ik deed mijn jas aan. Het was vroeg in de middag en ik kon wel een borrel gebruiken. Toen ik de deurknop vastpakte, zag ik mijn handen. Die waren vies. Er zat bloed aan. “Zal wel van de ham komen,” mompelde ik. In de spiegel zag ik dat mijn kleding ook vol vlekken zat van de ham. Met mijn jas veegde ik de deurknop af. Toen liep ik naar de badkamer om me te douchen. Het is fijn om weer even helder te worden.
Uit de keukenlade pakte ik een flink stevig koksmes. Je wist maar nooit wat je onderweg tegen komt. Met schone kleren en fris gewassen haren stapte ik naar buiten. “Het is best een mooie dag, vriend,” zei ik tegen niemand in het bijzonder. Het was me nog steeds niet duidelijk wat ik moest gaan doen.

Na een korte wandeling kwam ik aan bij ‘De Lamme Goedzak’. De deur klemde. Ik zette mijn schouder ertegenaan en duwde. Zuchtend ging hij open. Het café was grotendeels leeg. Sommige dingen veranderen gelukkig nooit.
Rein keek me van achter de toog met een schuin oog aan. Ik liet me op een barkruk zakken.
“Wat zie jij er uit, Johan?” Hij haalde een paar viltjes achter de bar vandaan en gooide ze achteloos voor me neer. “Borrel?”
“Ja, doe maar,” knikte ik naar de jonge klare. “En zet er een biertje naast.”
“Waar is dat mooie mokkel van je?” lachte Rein. “Jullie hadden hem aardig hangen gisteren.”
“Die heeft voorlopig genoeg gehad, zou ik zeggen.” Mijn grijns kon voor alles opgevat worden.
Aan zijn kop te zien koos Rein voor het goede in de mens. Hij zou eens moeten weten. “Lekker bezig met haar schoonheidsslaapje, dus.” Hij zette de drankjes neer. “Heb je al wat gegeten? Je ziet bleek.”
“Ja, ik heb een hammetje gehad. Maar ik voel me beroerd.”
“Ga je niet werken vandaag?” Rein keek me indringend aan. “Heb je het baantje niet meer nodig? Toen ik vanmorgen in de supermarkt was, vroeg de manager mij naar je.”
Ja, ik was vanmorgen niet gegaan, zonder me af te melden. Makkelijk geld had het gewonnen van zwoegen voor een hongerloontje. En nu had het helemaal geen zin meer.
“Ach, Rein,” kapte ik de borrel weg. Ging ik me verontschuldigen? No way. “Je weet hoe het gaat. Doe mij een nieuwe.”

– “Laat die klotehomo toch.” Franco wist dingen van de kroegbaas waar de honden geen brood van lustten, “Er is een reden dat we hier zijn.” Hij had geen zin in dat twijfelende gedoe van wie dan ook. Hij had geen behoefte aan drank en geleuter, hij wilde weten waar Kimberley was. En hij wilde weer een gewone avond die hij kon besteden aan een stinkende hoer zoals zijn moeder was geweest. Het mooist was de laatste zucht; de paniek, die klonk als –

Waar zat Kimberley? Waarschijnlijk ergens in de buurt van Tarkan en zijn kloterige pa. Dat ik deze borrels nodig had om mijzelf nieuwe moed in te drinken, dat snapte Rein vast wel. Die was niet voor niets barman. Het was maar goed dat Rein niet wist waar ik die moed voor nodig had. Rein was niet gediend van crimineel gedoe. Hij tolereerde het rond zijn café, maar zijn respect was meteen op als je je ermee in liet. Om het onderwerp niet te laten hangen begon ik ergens anders over. Hoewel.
“Heb je Kimberley ergens gezien vandaag?”
“Wat die meid uitvreet weet ik ook niet, Johan.” Rein leek ook daar niet blij mee te zijn. Ik begon me eraan te ergeren. “Maar ik zag haar vannacht, toen ik besloot hiernaast binnen te gaan.”
“Hoe laat was dat?” Ik negeerde mijn geprikkelde gevoel voor even.
“Om een uur of vier, half vijf.”
In twee korte bewegingen maakte ik korte metten met mijn drankjes en zonder nog iets te zeggen stond ik op. Vlak voor ik de deur bereikte, hoorde ik Rein. “Johan, als eh … ik eh …”
“Ja, wat?” Ik klonk meer gespannen dan ik zelf vermoedde. Er stond weer iets groots te gebeuren.
“Laat maar.” Rein keek ongelukkig. “Hou jezelf heel. En die kleine meid ook.” Hij pakte een doek en ging glazen poetsen.

De bel van de hoerenkeet naast het café deed geluidloos zijn werk. Even later hoorde ik gestommel in de gang. Wat dat betreft had het nog steeds een gewoon woonhuis kunnen zijn. Het luikje ging open en een van de dames die daar ‘woonden’ herkende me. Ze deed de deur open en liet me binnen.
“Ik ben op zoek naar Kimberley.” Het was bedoeld als neutrale mededeling maar ik zag de hoer schrikken.
“Die … eh … is hier niet.”
“Je liegt!” Ik gaf haar een duw de woonkamer in.

– grote ogen. “Hak ze aan stukken!” Franco riep of schreeuwde niet. Hij zei het gewoon heel beslist. Dit soort figuren waren in zijn ogen een klein obstakel dat voor het grote probleem lag. Ze zaten in de weg en dus moesten ze worden opgeruimd. Daar waren zijn handen. Daar was het angstzweet bij de ander. Daar was de maniakale grijns. “Opruimen die handel,” vervolgde hij. “Niet twijfelen maar handelen.” En de doodskreet –

Het was het laatste duwtje overtuiging wat ik nodig had. De hoer sloeg ik in haar gezicht. Ze viel over een salontafeltje dat midden in de kamer stond. Het mes lag al in mijn hand toen ik naar haar toe stapte. Ze probeerde op te staan. Ik herkende haar. Als ik het niet dacht. Hier bijverdienen. Was het loon van kassameisje niet genoeg? Wat was er mis met een eerzaam beroep? Met een lange haal van mijn mes maaide ik haar neer. Ze had een flinke snee over haar gezicht en viel op de grond. Even was het stil. “Deze is voor mij,” zei de vertrouwde stem. “Waarom zou je het nuttige niet met het aangename verenigen?” De bloedende vrouw lag gillend op de grond. Ik gaf haar nog twee gerichte steken. Bloed welde uit haar buik. Ze lag met haar benen half wijd. Ik voelde een aangename sensatie en opende mijn broek. Toen roste ik het minirokje van het wijf omhoog.

– ” het leukst als ze schreeuwen. Alsof het ze nog zou kunnen helpen,” vertelde Franco. “Het allermooist is als ze het laatste zuchtje geven als jij klaarkomt.” Hij genoot er van. Niet een klein beetje maar veel. Het was zijn hele wezen. Waarom ze hem niet de allerzwaarste straf hadden gegeven, was een raadsel. Op de een of andere manier was hij ontsnapt. En voort ging hij. “En dan je vingers langs de zachte hals, als je de slagader steeds trager voelt pulseren. Je zou er nóg een keer van komen.” Hij opende zijn broek en spoot een lading sperma over de betonnen vloer. Van het verhaal alleen al –

Mijn handen gleden om haar hals. Ze opende nog éénmaal haar ogen. Pas toen leek ze te beseffen wat er gebeuren ging. “Haha, ze heeft geen adem genoeg meer om te schreeuwen. Haar ogen beginnen uit te puilen. Vooruit, nu kracht zetten.” Tegelijkertijd ramde ik mijn harde lul haar droge snee in en uit. Lekker was het niet. Ook dit was weer een caissière, die bijklust als hoer. Haar tieten hosten heen en weer op het ritme van mijn stoten.
Ineens hoorde ik een gil. Het was een bekend geluid. Ik brak het wijf haar nek, stond op en deed mijn broek dicht. Snel rende ik naar waar het vandaan kwam. Bovenaan de trap zag ik Kimberley.
“Johan! Wat doe jij hier?” gilde ze. “We moeten weg hier!”
“Kim! Ik kom je halen!” brulde ik, terwijl ik de trap op stormde. Ik zag hoe ze een kamer in werd getrokken. Bijna boven aan de trap zag ik een flits in mijn ooghoek. Daarna kreeg ik enorme hoofdpijn. Even was alles zwart. Ik wankelde en viel op de vloer van de overloop.
“Godverdomme,” kon ik zeggen. Ik deed mijn uiterste best om niet weg te zinken. Blijkbaar had ik een forse klap op mijn hoofd gekregen. Alsof ik door een slecht schoongemaakte bril keek zag ik een bekend gezicht. De pooier die ik zocht boog met een ouderwetse koekenpan in zijn hand over me heen. “Kut, Ahmed ook gevonden, zo te zien,” mompelde ik. Toen ging bij mij het licht uit.

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Het vuur ontketend (10)

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 07:13

Het was vroeg in de ochtend toen ik thuiskwam. Ik kon het me allemaal niet meer zo goed voor de geest halen. Het leven was leuk, gezellig, aardig. Het ging z’n gangetje. Al een tijdje lang. En die pillen van tegenwoordig zijn toch heel wat anders dan die dingen die we vroeger konden stelen bij de apotheek. Muriël sliep nog steeds. Ik liep langs haar bed, ons bed. Ze lag er totaal uitgeteld bij, met haar benen wijd. Ik werd er niet geil van. Ik wilde haar nemen, maar niet omdat ik er geil van werd. “Ze is van mij,” mompelde ik. Toch deed ik niets. Even bleef ik kijken. Toen draaide ik me om.
Om maar iets te doen te hebben liep ik naar beneden. Halverwege de trap struikelde ik. Ik kon me nog net genoeg vastgrijpen om niet helemaal van de trap te donderen. In de keuken ging ik op zoek naar de koelkast. “Gek. Ik woon hier nu al een tijdje, maar ik kan nog steeds de koelkast niet vinden,” dacht ik. Ik weet niet meer of ik het hardop zei of niet. Het maakte me niks meer uit. “Mama is dood. Ik hoef niet meer op mijn woorden te passen,” zei ik tegen, ja tegen wie eigenlijk? Ik wist het niet meer. Het was al niet echt belangrijk, maar toen ik de fles whiskey zag staan kon het me al helemaal niks meer schelen. Het was lang geleden: drank en pillen. Na een flinke slok ging ik naar de woonkamer. Daar zakte ik op de bank in elkaar.

– maar ’s nachts als alles stil leek, kwam hij tot leven. Door de lange gangen hing de geur van het verderf dat hij zaaide. Kotsmisselijk werd je ervan. Penetrante ranzigheid, achterbaks geniep, hoe noem je het? Franco was nooit wie hij leek. Altijd weer verraste hij. Zijn onvoorspelbaarheid was levensgevaarlijk. Nooit met je rug naar hem toe. Hij greep zijn kans als je het niet verwachtte. En dat was het dan. Uit. Afgelopen. O, laat het nooit afgelopen zijn –

Ik had het gevoel dat ik bekeken werd. “Ik kan het voelen,” mompelde ik. Even hief ik mijn hoofd.
Muriël stond tegen de deuropening geleund naar me te kijken. “Wat zei je daar?” lachte ze wulps. Of speels. Het kon ook allebei zijn.
Ik kon haar niet helemaal scherp krijgen. Het was sowieso alsof ik door een slecht gewassen raam keek. Alles was een beetje wazig. “Zal wel door de pillen komen,” dacht ik.
Muriël kwam naar me toe waggelen. Ze plofte naast me op de bank en omhelsde me. “Hmm … lekkere gozer van me. Ik ben zo gek op je. Ik ben zo blij dat je weer bij me bent.”
“Samen is gezellig,” mompelde ik, terwijl ik de fles pakte.
“Aah ja, samen drinken. Net als vroeger.” Ze pakte de fles van me en nam er een grote slok uit. “Ik denk dat ik wakker van je werd. Waarom ben je aangekleed?” Ze praatte nog met dubbele tong.
“Volgens mij heb ik me helemaal niet uitgekleed gisterenavond.”
“Ik heb een goed idee.” Muriël zette de fles op tafel. Ging ze mij uitkleden? Had ik daar wel zin in? Vooruit, als ik haar maar niet in haar gezicht hoefde te kijken, wilde ik haar wel weer eens naaien. Ze pakte mijn handen terwijl ze ging staan. “Laten we eerst ontbijten, voor we weer dronken worden.”
“Hoezo ‘weer?'” mompelde ik tegen het walgelijke achterwerk van die rotte hoer. Zij draaide zich alleen maar om en ze knipoogde. Dat de klanten daar vroeger nog voor gingen. Nu was het allemaal anders; nu nám je gewoon een vrouw. Ik vond de wereld al raar, maar de laatste weken was die nog veel vreemder geworden. Uit de keuken hoorde ik Muriël zeggen dat het weekend langer duurde dan de week, of iets van die strekking. “Het zal allemaal wel. Ik snap er al lang niks meer van,” dacht ik nog. Muriël kwam de kamer weer binnen lopen.
“Oeh, kijk eens wat voor lekkers ik vond in de keuken.” Ze droeg een blad met borden. Ik rook de geur van koffie. Het was een behoorlijk uitgebreid ontbijt geworden.
“Ik ben waarschijnlijk even buiten bewustzijn geweest door de pillen,” dacht ik. “Ziet er goed uit,” zei ik. Ik merkte dat ik honger had en kon een bak koffie wel gebruiken. “Ik kan wel een bak koffie gebruiken.”
“Oh, schatje.” Muriël keek me verliefd aan. “Het wordt allemaal weer net als vroeger.”
Ik begon te eten en het smaakte goed. Toen Muriël nieuwe koffie ging zetten, verdween ik even naar het toilet. Ik had nog een paar pillen bewaard en gooide er twee naar binnen. Het waren dezelfde die ik vanmorgen had genomen, dus zou ik er waarschijnlijk alleen behoorlijk slaperig van worden. Voor de rest zou de whiskey wel zorgen. Tussen de koffie door dronken we die tijdens ons ontbijtje ‘straight from the bottle’ op. Ik iets meer dan Muriël, maar die had nogal wat alcohol in haar bloed van gisteren.

– werd hij wakker. Naast hem lag een meisje. Ze was van schoolgaande leeftijd, een jaar of veertien, vijftien. Hij kende haar wel, zeker wel. Hij wist precies wie ze was, vertelde Franco. Ze sliep. En dat was fijn. Haar enige kleding was een verlopen, roze ochtendjas met een soort pluizige zoom en veren aan de zakken. Met zijn handen streelde hij haar knietjes. Ze bleef slapen. Franco deed zijn broek uit. Hij kroop op haar en begon langzaam te doen waar hij al tijden aan dacht als hij haar langs zag komen. Ze kreunde pas toen hij bij haar binnen stootte. Hij legde zijn hand op haar mond. Zijn duim drukte op haar keel. Wild beukte zijn bekken. Hij zag de paniekerige tranen en lachte. Toen –

Ik hoorde Muriël kreunen. Het was geen echte kreun, meer een soort gerommel uit haar binnenste. Ik voelde haar trillen onder me. Toen zag ik mijn handen om haar keel en de aderen in haar voorhoofd. Ik liet haar los. Ze ademde met veel moeite. Mijn erectie verslapte. “Ik, och, Muriël, ik … ” Half wilde ik deze schande uitwissen of ongedaan maken. Half wilde ik dat ze stopte met ademen zodat ik niet, nooit meer in de verleiding zou komen om dit af te maken. Om háár af te maken. Even schrok ik van de gedachte. “Rare pillen,” mompelde ik.
Muriël keek me aan met een blik die ik kende, maar niet goed snapte.
“Sorry,” zei ik.
“Het geeft niet, Johan,” zei ze zachtjes.
“Ben je niet boos?” vroeg ik. Dat ze niet boos op me was, maakte me vreselijk kwaad. Veel tijd voor mijn woede kreeg ik niet. Het leek wel of ze weer wat bij haar positieven was. Wat kregen we nu? Voelde ik dat goed? Ja hoor, ik voelde het goed. Ze duwde haar heupen omhoog en keek me geil en gewillig aan. Ik had haar keel zó hard dicht gedrukt dat ze moeilijk kon praten, maar haar blik zei genoeg. “Verneder me. Laat me weten dat je de baas bent,” leek ze te zeggen. Geen schijntje woede, geen tegenwerking. In plaats daarvan totale overgave, volledige onderwerping. Ik kon niet geloven dat dit kon. Ik wist niet dat Muriël zó veel op mijn moeder leek. Die had ook zo gekeken toen haar keel werd dichtgeknepen. Plots werd ik bang. Dat kón ik niet weten, en toch zag ik het heel duidelijk voor me. Ze smeekte niet om genade. Muriël maakte het alleen maar erger door me te verleiden. Ze pakte mijn half opgerichte orgaan en duwde ons in elkaar. Haar heupen deden het werk, terwijl ik als versteend probeerde vat te krijgen op de storm die in mijn hoofd was opgestoken.

– hemd plakte aan mijn lijf. De gedachte aan wat Franco uitspookte, deed de adrenaline door mijn aderen gieren. Over zijn duistere daden hing een zweem van uitnodigende spanning. Die vunzigheid, daar moest ik gewoon meer van weten. De nieuwsgierigheid greep me bij de keel. Hier was geen ontkomen meer aan. Ik moest het weten. Alles op alles; niets. En dan die verstikkende greep. Slaap vatten is onmogelijk. Alle verlangen naar veiligheid maakt plaats voor koude overlevingsdrang. Bloed pulseert door aderen. Hoogspanning. Het hart bonkt in de keel. Nog wel. Een waas voor de ogen. Ontheemd. Zo machteloos, alle hoop gezonken. De ranzigheid van –

“Smerige slet,” dacht ik, of zei ik het hardop? Ik weet het niet meer. “Hoe kun je dit doen terwijl ik je aan het bevrijden was?” Ze leek het niet te horen. Ik legde mijn handen op haar gezicht om haar niet te hoeven zien. Ze gleden als vanzelf weer naar beneden. Toen besloot ik te knijpen. Ze had het verdiend. Elke stoot met mijn lendenen kneep ik harder. En langzamerhand begon Muriël ongecontroleerder te bewegen. Ik keek haar aan en de blik in haar ogen veranderde niet. Ik kneep en stootte, tot ik een flits van angst in haar ogen zag, tot ik voor de laatste keer in haar kwam. Haar slappe lichaam lag onder me en haar ogen waren dof. Behalve de lichte trillingen van de lichamelijke inspanning en het zweet op mijn rug voelde ik niks.

– “Het begint ergens op te lijken, ouwe peer.” De woorden van Franco konden soms snijden. Snijden als een fileermes in het zachte vlees van –

De deurbel ging. Ik stond op en trok mijn broek omhoog. Terwijl ik naar de hal liep, ritste ik de gulp dicht. De bel ging nogmaals. Ik opende de deur. Daar stonden twee mannen.
“Goedendag,” zei de ene. Hij hield een mapje omhoog met daarin een pasje met zijn foto erop, alsof hij in een slechte politiefilm speelde. “We zijn bezig met het onderzoek naar de dood van twee medewerksters van de supermarkt.”
“Daar heb ik van gehoord.”
“We zijn op zoek naar ene Johan Huiskamp.”
“Dat ben ik.”

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Het vuur ontketend (9)

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 07:12

Een paar weken later was Muriël al helemaal gewend aan haar nieuwe leven als schoonmaakster in de kliniek. Elke avond kwam ze met een nieuw leuk verhaal thuis. Zoals ze tevreden haar uniform ophing aan het haakje naast de deur, zorgvuldig haar sleutels in het kastje legde zodat ze ’s ochtends vroeg de kliniek binnen kon komen en begon aan haar huislijke taken; het was voor mij bijna alsof we een normaal leven hadden. Kimberley ging weer elke dag naar school en leek ook daar wat meer plezier te hebben.
Muriël kreeg haar salaris en om te vieren dat alles goed was afgelopen, gingen we naar de kroeg. Kimberley had op school wat nieuwe vrienden gemaakt en was op een slaapfeestje bij een van de meisjes. Onder keurig ouderlijk toezicht.

We liepen ‘De Lamme Goedzak’ binnen. De deur klemde als vanouds en Rein knikte naar ons toen we een tafeltje pakten. Het was iets drukker dan gebruikelijk, dus hij had niet echt tijd voor een praatje. Toen hij onze biertje kwam brengen zei hij alleen: “Muriël, het komt allemaal goed. Dat baantje is je op het lijf geschreven.”
“Bedankt Rein, je bent een topgozer!”

– gekropen. ‘En jij bent een vuile hoer!’ riep Franco. Waarom hygiënisch te werk gaan? Het is overbodig. Het is ook zo zinloos, vond hij. Werk voor de politie en de gewone man lag er niet wakker van. Een dode hoer meer of minder. Het enige belangrijke moment in het leven van zo’n vrouw was het laatste moment. Als hij haar verloste door een mes in haar smerige vlees te steken. Overdag voor een rotloontje achter de kassa, en ’s nachts op straat op haar knieën. Franco vond het mooi om te zien. Die laatste blik, die walging en de dood. (Ik rilde.) De stank –

We zetten het gezamenlijk op een drinken. Het werd later en leger in de kroeg. Rein had wat tijd voor ons, dus we gingen aan de bar zitten. Ver na sluitingstijd kon ik Muriël van de bar dragen. Ze was toeterzat en ik kreeg een veelbetekenende knipoog van Rein toen we naar huis gingen. “Alsof ik moeite hoef te doen om haar te neuken,” dacht ik nog. Ik had echter andere plannen.
Thuis legde ik haar op bed. Ze viel vrijwel onmiddellijk in slaap. Ik hoefde niet eens zachtjes te doen nu Muriël zo in coma lag. De drank had op mij niet zo veel effect. Ik pakte de sleutels uit de la en ging op de fiets naar de kliniek. De praatgrage Muriël had me alles fijntjes uit de doeken gedaan.

Toen ik de deur open had, kreeg ik het alarm makkelijk uit. Al snel vond ik de pillen die ik zocht. Ze zaten in plastic zakjes. Ik propte er flink wat in de tas die ik bij me had. Eén zakje stopte ik in mijn jaszak. Camera’s waren nergens te bekennen. En al waren ze er wel, dan herkende niemand me met een pet en bivakmuts op. Alles bij elkaar was ik nog geen tien minuten binnen geweest.

“Mooie vangst,” zei Ahmed. Hij leunde achterover. Er brandde niet veel licht in het huis. De klanten waren weg en de hoeren lagen te slapen. “Als je ooit nog eens geld nodig hebt, ben ik altijd bereid om meer van deze producten af te nemen.”
“Ik ben niet zo gek op dit soort praktijken,” zei ik. “Het zijn die kleine dingen die een man moet doen om te overleven. Liever houd ik me aan de wet, maar in dit geval is die wet te streng.”
“Ach Johan,” keek hij me spottend aan. “Wat doe je moeilijk om wat pilletjes? Jij moet toch weten hoe het is om in een duister kringetje te verkeren? Met die hoeren de hele tijd om je heen.”
Ik stond op en greep hem bij de keel. “Jij hebt hoeren van ze gemaakt,” siste ik in zijn gezicht. “Vroeg of laat krijg je daar spijt van.”
“Spijt? Laat me niet lachen, Johan. Als er iemand is die spijt zou moeten hebben, dan ben jij het. Maar je kunt me helpen.”
“Ik zou niet weten waarom ik jou zou helpen.” Ik liet hem los. Een vermoeden bekroop me.
“Ik weet toevallig wél waarom je mij gaat helpen.” Ahmed haalde een foto uit zijn zak. Hij gooide hem achteloos voor me op tafel. Het was Muriël, enkele jaren geleden. Ze was vastgebonden op een soort marteltafel. “Twee dingen,” zei Ahmed. “Ten eerste wil je vast niet dat je mooie leventje wordt verstoord door dit soort foto’s. Deze foto is het begin van een lange serie. Ik heb nog wat kopietjes liggen die ik graag zou verspreiden. Bijvoorbeeld bij haar nieuwe werkgever of op de school van haar dochter.”
“En ten tweede,” wist ik met moeite uit te brengen.
“Ik heb een zoon die tegen de politie wil verklaren dat jij die dealer achter het station hebt vermoord.”

– wil het niet zien. Vaak steek ik mijn vingers in mijn oren. Maar dan is er de doordringende lucht. Die kun je niet tegenhouden. De geur van angst druipt langs de binnenkant van mijn schedel mijn hele bestaan in. Niets aan te doen. Sommige mensen gaan al over hun nek van rotte eieren. De geur op zijn slaapkamer is vele malen erger. Ik kijk. Het zweet staat in zijn nek, op zijn voorhoofd, loopt zijn bilspleet in. Ik wil het niet weten. Maar ik ben er maar al te vaak vage getuige van. De vage contouren van stomende lichamen staan op mijn netvlies. De gedachte dat één van die lichamen daar niet vrijwillig ligt te stomen. Ik knijp mijn ogen dicht. Het helpt niet. Hij kreunt –

Een raar soort rust maakte zich van me meester. “Ik zou maar oppassen met die zoon van je,” zei ik. “Kimberley vertelde dingen waar de honden geen brood van lusten. Ze is pas veertien en die jongen heeft dingen met haar uitgehaald die ik nog niet eens bij die ouwe hoer durf.”
Ik liet hem los. Hij wankelde even op zijn benen.
“Wat zei je?” Zijn hoofd was rood. “Ik … wat?”
“Je hoorde me best. Ik zou als ik jou was ook maar eens aan je dochters gaan vragen of ze nog maagd …”
“Hou je gore bek!” viel hij me in de reden.
“Tarkan is een perverse smeerlap en ik weet één ding zeker. Dat ik weg was achter het station toen die dealer nog leefde. En jouw zoon was daar nog. Die was daar om Kimberley te verhoeren.”
Dat was de druppel. Ahmed duwde me de straat op. “Dat is iets tussen een vader en zijn zoon.” Hij draaide zich half om naar binnen maar kon zich niet goed meer inhouden. “Ik vermoord die kleine klootzak,” hoorde ik nog.

Ik ging er snel vandoor. Voorlopig zou ik geen last meer van ze hebben. Het was inmiddels begonnen te schemeren. Mijn tocht liep langs de supermarkt. Over een uurtje of twee moest ik er beginnen. Zo ver was het nog niet. Het was kil buiten en ik stak mijn handen in mijn jaszakken. In de rechterzak vond ik een zakje met pilletjes. Wat voor pillen het precies waren, wist ik helemaal niet. Ik maakte het zakje open en stak er eentje in mijn mond. Niet veel later was ik thuis. Daar lag een dronken Muriël op me te wachten. Ik kon wel een pijnstiller gebruiken.

– de kamer naast me hoor ik gestommel; op de gang is het stil. De deur is op slot. Hoe lang is het licht al uit? Door het kleine raampje komt licht. Stilte? Het gestommel is opgehouden. Een schreeuw! Dan is het weer even stil. De kreet is gesmoord. Ik knijp mijn ogen dicht. Als kind was ik bang voor het donker; nu verlang ik steeds meer naar voortdurende duisternis. Er klinkt zacht geluid. Iemand gaat weg. Ik leg mijn oor tegen de kale betonnen muur. Iemand kreunt. Dan hoor ik niets meer. Wacht, iemand zucht. De zucht uit de hel. Dan gaat het gekreun over in een gegorgel. Dan verstomt het. De hel gaat door. Metaal valt op de koude vloer. Het gehijg verandert in gegrom. Dan stokt het geluid. Minuten lang is er stilte. In de kamer naast me is alles afgelopen. Ik kan niet slapen. De hel is te dichtbij –

Even leek de rust weergekeerd. Het leven ging z’n gangetje. Lang duurde het niet. Het stond in alle kranten ook.
“In de plaatselijke supermarkt heeft een bloederig drama plaatsgevonden,” las Muriël voor bij het ontbijt. “De lichamen van twee caissières zijn gevonden in de koelcel. Beiden waren ontkleed en bij allebei was de keel doorgesneden. Op de lichamen zijn sporen van verkrachting en mishandeling aangetroffen. De politie heeft tot nu toe één aanhouding verricht. Verregaande details ontbreken nog, maar een anonieme bron wist te vermelden dat het hier een Marokkaanse medewerker van de supermarkt betreft.”

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Het vuur ontketend (8)

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 07:11

Met lood in mijn schoenen ging ik de volgende ochtend naar Muriël. Ik had de slaap slecht kunnen vatten die nacht. De dromen die ik droomde zou ik voor eeuwig voor mezelf houden; dat wist ik nu al. Kimberley kwam er vaak in voor. Met en zonder het doorschijnende niemendalletje waarin ik haar had gezien. Aan de ene kant wond het me op en aan de andere kant wilde ik niet masturberen bij de gedachte aan die meid. Het voelde vies, alsof je opgewonden wordt van je eigen moeder. En dat was bij mij niet echt het geval. Die ouwe feeks was al weer een tijdje dood. Niet dat ik daarom gerouwd heb. Wat een moeder een kind aan kan doen is verschrikkelijk. Ik wist er alles van. En nu gebeurde hetzelfde bij Muriël en Kimberley. “De verbondenheid die ik met haar voel gaat misschien daarover,” mijmerde ik, al slenterend door de straten. “Eigenlijk hebben we allebei een slechte jeugd. Al is die van mij voorbij.”

– vertelde Franco met een vieze grijns over vroeger thuis. Dat hij had geplast. Dat kon hij niet laten. Hij lag op bed. Zijn moeder had hem die dag niet uit bed gehaald. Dat gebeurde wel vaker en Franco wist wel beter dan op dat soort dagen zelf uit bed te komen. De vorige keer dat hij dat deed, had hij een week in het ziekenhuis gelegen. Nadat hij eerst een dag onderaan de trap was blijven liggen. Zijn moeder kon er niet tegen als hij ongehoorzaam was. Ze had hem zo vaak geslagen dat hij van de trap was gevallen. Daar had ze hem laten liggen. In bed plassen leverde minder slaag op dan uit bed komen. Franco kon er niks aan doen; hij was alleen maar heel erg boos. “Maar toch nam ik zo ook wraak,” siste hij. “Nu kon zij de natte boel opruimen.” Zijn lach was demonisch als altijd –

Met die gedachte in mijn hoofd kwam ik aan bij het huis van Muriël. De deur stond open. Vreemd. Daar was ze altijd heel voorzichtig in. Ze wilde absoluut niet dat er klanten zomaar binnen konden vallen. Ik liep naar binnen en sloot de deur achter mij. Muriël zat aan tafel met haar haar hoofd in haar handen. Vergiste ik me nu of zat ze te snikken? Ik pakte een stoel en ging naast haar zitten. Voorzichtig legde ik een arm op haar schouder. “Wat is er?”
“Ach, al die jaren dit klotewerk.” Ze snikte en haalde haar neus op. Met haar stemming was ook alles wat haar nog een béétje vrouwelijk maakte verdwenen.
“Wat bedoel je nou?” Ik haatte het om te moeten gissen naar een normaal antwoord. “Ben je ziek?”
“Ik kan niet werken,” zei ze voor zich uit. “Ik heb een geïnfecteerde schurft … eh … in mijn … eh … in mijn werkgebied. Als ik alleen al nies krijg ik krampen tot onder mijn oksels. Zó erg is het.”
“Dan ga je toch iets anders doen?” Ik wilde iets vriendelijks zeggen, maar vond haar te goor om met iets beters dan dit te komen.
Ze keek me aan. “Nee. Ik heb geregeld dat Kimmy voor me in kan vallen, anders wordt Ahmed boos.” Alsof ze nog niet genoeg plompverloren dingen had gezegd.
Het werd zwart voor mijn ogen. Letterlijk. Ik zakte ineen op de stoel, omdat mijn benen me niet meer konden dragen. Muriël keek me aan en ik haalde uit.

– het geluid van een strottenhoofd dat tot pap geknepen wordt. Het went. Zo ook het schurende raspgeluid van lucht dat uit de mond komt. De verslapping van het lichaam. Franco was er een meester in. Je zag de opwinding op zijn gezicht. Hij genoot. Alle energie ging naar zijn handen. De vingertoppen waren wit; het bloed was eruit geknepen zo lang hij kracht zette. Toen was daar de ontspanning. Hij liet los. Zijn grijns bleef –

Ik mepte haar met mijn vlakke hand in haar gezicht. Het was niet de bedoeling. Shit, ik wilde niet de slaande echtgenoot zijn, maar Muriël leek het niet te merken. Misschien was dit nog niet zo erg als wat haar klanten met haar deden. “Ben je nu helemaal gestoord geworden? Wat is er met je aan de hand?” riep ik.
Muriël wreef over haar wang en bleef huilen. Ze pikte het ook nog dat ik haar geslagen had. Wat een zwak wijf. “Ik heb geld nodig om Kimmy weg te houden bij Murat,” snikte ze.
“Wie is dat?” brieste ik.
“De drugsdealer. Ik ben hem geld verschuldigd en om te voorkomen dat Kimmy voor hem moet dealen om het terug te verdienen, betaal ik elke maand een bedrag aan Ahmed. Ze zijn broers en Ahmed heeft de schuld op zich genomen. Nu ik dat niet meer kan, heb ik liever dat ze een paar keer met haar benen wijd gaat dan dat ze gaat dealen.”
“Waar is ze nu?” Ik had helemaal geen zin in de uitleg over het hoe en waarom. Ik wilde maar één ding: Kimberley terughalen voor ze werd onteerd door een betalende klant.
“Ze is met Tarkan mee, de zoon van Ahmed.”
“Wáár?” schreeuwde ik. “Wáár?”
“Niet meer slaan. Ze is waarschijnlijk in het huis achter de kroeg. Daar ben ik ook begonnen voordat ik te weinig meer opbracht en op straat moest gaan lopen.”
Ik hoorde het al niet meer op weg naar de deur.

– vertelde Franco verder. De eerste vrouw die hem ooit had geslagen verdiende het eigenlijk niet. Ze had het beste met hem voor. Hij was gelukkig geweest, de eerste en enige keer in zijn leven dat hij gelukkig was geweest. Ze had hem via de telefoon verteld dat hij niet moest zeuren. En dat terwijl ze onverwacht niet thuis kwam die avond. “Dat kon niet. Gelukkig waren daar de drugs. Zo kwam ik de avond wel door. Er was alleen maar de vlekkerige woede toen ik haar de volgende ochtend weer zag. Niemand laat Franco alleen achter in bed.” De holle blik in zijn ogen –

Bij de kroeg zag ik Kimberley staan. Ze stond daar met een jongen. Hij kwam me bekend voor. “Het zal wel een van de jongens zijn die in het magazijn in de supermarkt werkten,” spookte het door mijn hoofd. Ze viel wel op het type. Achteloos drukte ze haar sigaret uit. De jongen schrok toen hij me zag. Het zal wel zijn omdat ik er boos en bezorgd uitzag. Hij draaide zich al half om.
“Ja!” riep ik naar hem toen hij wegliep. “Scheer je weg!”
Kimberley moest een beetje lachen. Dat deed ze wel vaker als ik oude of belegen termen gebruikte.
“Hé,” lachte ze naar me. “Kom je de boel weer versjteren?”
“Nee, ik kom je halen. Je kan niet de zelfde kant op als je moeder.”
“Ik zou niet weten waarom niet.” Ze keek uitdagend naar me op.
“Omdat je je moeder veel verdriet doet,” loog ik. “Ze wil dat je een beetje netjes opgroeit.”
Ze moest lachen. “Nou, die hoer doet er zelf anders ook niet echt haar best voor om zedelijk te zijn.”
“Ik weet dat ze het beste met je voor heeft,” zei ik. “Als ze iets anders kon, zou ze het doen. En eerlijk gezegd heb ik dat ook.”
“Als zij dit mag, dan ik ook,” zei het pruillipje. “En jij bent al helemaal een goed voorbeeld. Met jou in de buurt gebeuren er helemaal rare dingen. Zag je Tarkan niet rennen net? Die gast is doodsbang voor je.”
“Dat vriendje van jou is een kwaaie. Zo ken ik er zat.”

– in de douche. Franco had gezien dat er een intiem moment plaats vond tussen die drugshandelaar en een van de anderen. Hij hield er niet van om dat te zien of mee te maken. Liever was hij zelf betrokken in zo’n tafereel. Jaloers stapte hij op ze af. Hij hield het keurig en haalde een keer uit naar de twee. De dealer ging er vandoor. Franco wilde verder gaan met douchen, toen hij de ander een dank hoorde mompelen. Daar werd hij helemaal link van. Hij haalde nog een keer uit en ging zich inzepen met die geur van vers bloed in de doucheruimte. En dan weer die galmende lach; gek werd je ervan –

“Tarkan doet me nooit kwaad en ik krijg zat van hem wat mijn moeder me niet kan geven. Kleren en geld en zo. Hij is mijn vriendje”
“Dat soort vriendjes blijven nooit lang,” zei ik. “Zeker niet als ze je als handel zien.”
“En hoe moeten we dan die gast betalen? Mam zei dat de gevolgen ernstig waren als we geen geld binnen krijgen.”
“Ga jij maar naar huis. Wacht daar samen met je moeder op me.”
Ze draaide zich om en liep weg. Even keek ik haar na. Toen liep ik het huis binnen en ging op zoek naar Ahmed. Achter zag ik iemand die stond te praten met dat vriendje van Kimberley.
“Hé,” zei ik. Tarkan draaide zich naar mij toe en keek naar me met gif in zijn ogen. Ik negeerde hem en wendde me tot de oudere man. “Ben jij Ahmed?”
De man keek op. “Jazeker ben ik dat. En jij moet Johan zijn. Mijn zoon hier vertelde me net over je.”
“Mooi, dan kennen jullie me.” Ik knikte naar Tarkan, “Hij laat Kimberley voortaan met rust, en jij ook.”
“Je bent een man van weinig woorden, merk ik al.” Ahmed lachte snaaks. “En je hebt me al min of meer eens dienst bewezen achter het station. Tarkan vertelde me daarover. Een dienst die niet ongewroken zal blijven, maar voor nu laat ik het even schieten. Wat denk je te gaan doen aan de schuld die je hebt veroorzaakt?”
Ik wist niet precies waar hij het over had. Achter het station? Misschien kende ik die Tarkan daar wel van. Van die ene keer dat ik Kimberley daar heb weggehaald. De schuld? Oh ja, het kwam weer terug, het zal wel gaan ver de klant die ik had weggejaagd. Ik schudde mijn hoofd om mij te concentreren en zei: “Luister, Ahmed. Het geld dat Muriël je schuldig is kan niet veel meer zijn, na al die jaren. Ik heb een ideetje waar je beter van wordt dan dat schamele bedrag in de maand waarvoor ze werkt.”
“Dat klinkt interessant. Vertel.” Met een gebaar wuifde hij Tarkan weg en we liepen naar een klein hok achter de keuken. Daar was het aangenaam gemaakt met kussens en een waterpijp. Ik vertelde Ahmed mijn plan. Hij ging akkoord met mijn voorstel en we spraken af hoeveel voldoende zou zijn voor het afkopen van de som. Zowaar, hij ging akkoord. De lul.
“Oké,” zei Ahmed. “Ik zal mijn zoon laten bellen naar dat sletje. Hij is vanaf nu haar vriendje niet meer.”
Ik wilde hem een ram op z’n muil geven, maar wist me te beheersen.

In het huis van Muriël vond ik de twee op de bank. Kimberley was in dikke tranen.
“Wat is er aan de hand?” vroeg ik.
“Ze heeft net een belletje gehad van Tarkan,” legde Muriël uit.
Mijn hart brak haar zo te zien. Toch voelde ik me ook gelukkig en blij. “Probeer te gaan slapen,” zeg ik.
Kimberley stond op en ging naar haar kamer.
“Wat is er gebeurd?” vroeg Muriël.
Ik vertelde het hele verhaal. Bijna het hele verhaal. Ik besloot met het goede nieuws.
“Op weg hier naartoe ben ik langs café ‘De Lamme Goedzak’ gelopen. Een tijdje geleden heb ik met Rein gesproken over werk voor mezelf. Hij wees me naar de super. En hij kende nog iemand die wat schoonmaakwerk in de kliniek had.”
Muriël kon alleen maar mompelen dat het allemaal zo’n gedoe was.
“Muriël, je hoeft je niet meer te verhoeren. Ik heb een eerlijke kans voor je geregeld.”
Ze keek me aan alsof ze niet goed wist wat ze hoorde. “En Kimberley dan?”
“Die moet maar een tijdje uit het wereldje blijven, denk ik.” Ik glimlachte en dacht bij mezelf: “Als er al iemand overheen gaat, dan ben ik het.” En meteen schaamde ik me voor die gedachte. Het zou goed komen met ons drieën.

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Het vuur ontketend (7)

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 07:10

Wat een weerzinwekkende nacht! Ik sloeg het dekbed van me af en glipte uit bed. Even keek ik achter me. Muriël sliep. Zonder geluid te maken graaide ik mijn kleren bij elkaar. Op de overloop trok ik ze aan. Toen sloop ik naar de keuken. Daar vond ik papier en een pen. Mijn briefje was kort.
“Lieve Muriël. Het was heel bijzonder vannacht. Ik moet morgen vroeg op om naar de veiling te gaan voor de baas. Liever laat ik je slapen, dan ben je lief. Johan.”
Terwijl ik over de tafel gebukt stond te schrijven, voelde ik dat ik bekeken werd. Het was een bekend gevoel, alleen dit keer niet zo onaangenaam.

– ogen in zijn rug. Franco wist precies wie hem zat te begluren. Die homo die een andere homo had neergestoken. Franco werd misselijk van de ogen in zijn rug. Hij wist dat hij er geil uit zag voor een mieterig jongetje. Langzaam draaide Franco zijn behaarde borstkas naar zijn bewonderaar toe. Warm water en zeep gutste over zijn lichaam. Het werd met bewondering, en zo te zien ook opwinding, gade geslagen. Franco kreeg een rode waas voor zijn ogen van de masturberende jongen. Met zijn hand naderde hij het gezwollen lid. Dan, plots. Bloed. Veel bloed. Een kermende homo. Die verdiende het. Even hield Franco het afgesneden geslachtsorgaan in zijn hand en keek ernaar. Toen haalde hij zijn schouders op en gooide het achteloos in de richting van het doucheputje. Het gekrijs op de achtergrond hield –

Ik draaide me om en zag Kimberley in de deuropening staan. Ze had een niemendalletje aan. Het leek wel of ik haar lichaam erdoorheen zag. Ik werd er opgewonden van. Met moeite kon ik me inhouden om niet naar haar toe te lopen. Zolang Muriël sliep was er niks aan de hand, flitste het door mijn hoofd. Maar het kan niet. Het mag niet.
“Ga je alweer weg?” Kimberley duwde zich met haar billen uit de deurpost weg en liep naar het aanrecht.
Ik leunde op de tafel, met mijn lichaam het briefje bedekkend. “Ja, ik moet morgen heel vroeg op. Ik wilde niemand wakker maken op jullie vrije dag.”
“Och, ik ben toch al wakker. Ik heb jullie wel bezig gehoord, hoor.”
Ik voelde dat ik bloosde en hoopte dat het niet te zien was in de schemer van de keuken. “Het is hier behoorlijk gehorig, dat snap ik. Ik hoop niet dat je er last van gehad hebt.”
“Nee hoor. Ik heb liever dat jij mijn moeder neukt, dan de eerste de beste betalende klant. En ik heb stiekem een beetje mee gedaan.” Ze knipoogde en liep de keuken uit.
“Godverdomme,” dacht ik. “Dat is niet normaal meer, dat meidje.”

Voor het eerst die nacht werd ik echt geil. Kwam het door de vrijwillige neukpartij met Muriël of door de ontmoetingen met Kimberley? Ik was inmiddels thuis. Languit liggend in mijn luie stoel mijmerde ik over de afgelopen uren. Toen stond ik op en liep naar de keuken. Bij de keukentafel stond ik stil.
“Wat is Kimberley fascinerend,” fluisterde ik voor mijzelf uit. Als ik naar haar keek, leek het alsof ik door de spleetjes van mijn ogen het verleden zag. “Soms lijkt ze op mijn moeder, zoals die kon kijken.” Veel kon ik niet van deze gedachte maken. Het was sterker dan ikzelf. Langzaam begon ik mijn broek open te maken. Ik haalde mijn gezwollen lid tevoorschijn. Het was niet nodig om ergens aan te denken. Ik wilde ook nergens aan denken. Vlak voor ik klaarkwam zag ik achtereenvolgens flitsen die ik niet tegen kon houden: Kimberley, Muriël en mijn moeder.

– een mes, altijd een mes. Of de blote hand. Franco had een mes in zijn hand. Zijn gezicht voelde plakkerig; het rook vervelend vreemd. De aders in zijn hoofd bonkten. Hij was buiten adem. Waarom had hij een mes vast? Franco voelde alleen woede. Tyfuswijf. Kuthoer. Ze had hem genegeerd, vernederd en nu was ze dood. Een beetje liefde en aandacht was genoeg geweest. Ze verdiende niet minder. Hij hief zijn arm, zijn hand, zijn mes. De zwaai –

De telefoon ging. Ik keek op de wekker. Het was kwart over vijf in de ochtend. Op het aanrecht lag de telefoon. Ik liep erheen en pakte hem op.
“Met Johan,” zei ik terwijl ik me omdraaide.
“Hoi, schat!” Het was Muriël. Ze sprak het schat uit met een lange á. Als in schááát. Ik walgde. Mijn sperma lag bleek te worden op de tafel voor me.
“Wat bel je vroeg,” zuchtte ik.
“Ik merkte dat je weg was. Je briefje was heel lief, maar ik was toch liever naast je wakker geworden.”
“Ik vond dat je het verdiende om lekker uit te slapen. Ik moet zo weg.”
“Kom je vanmiddag na je werk nog langs? Ik maak lekker eten voor ons. Kimberley was net ook al wakker.”
“Dat is goed. Pas goed op haar. Tot vanmiddag.”
Ik legde de hoorn neer en maakte de tafel schoon. Verder had ik weinig te doen.

Mijn werk bij de supermarkt was niet veel soeps en naar de veiling hoefde ik al helemaal niet. Op dagen als deze ging ik vaak richting het station. De drukte daar gaf me rust. Niemand let op je en iedereen heeft er een doel. Zelfs de zwervers daar hebben stress. Het gaf me kalmte. Een rondje om het station voerde me langs de ‘beruchte’ achterkant. Er was niks engs of schimmigs aan, vond ik zelf. Wat hoeren die geen thuis hadden en een dealertje ergens in de hoek. Losers. De gemeenteraad vergaderde er langer over dan nodig. Ook losers. Ik keek rond en vond het prima zo. “Van al dat geld dat op gaat aan gelul over de situatie hadden ze de boel al lang op kunnen knappen,” dacht ik bij mezelf.

Maar wie was dat? Een mooie meid stond op de hoek van de straat. Ze had een zwart bomberjack aan en een zwarte muts op. Een mooi figuur, al was ze niet al te groot. Mijn aandacht was gegrepen. Ik liep uit het zicht naar haar toe. Haar gezicht kon ik niet zien, want ze stond schuin met haar rug naar me toe. Het was ook wat donker. Plots kwam er een man aangelopen. Hij zag er niet uit als klant. Ik was binnen gehoorsafstand.
“Zeg, eh, … ik, eh, …” zei de man.
De mooie meid draaide zich naar hem toe. Ik kon nu haar gezicht zien. Het was Kimberley.
“Fuck,” siste ik. “Is ze ook een hoer? Net als haar moeder? Wat doet ze hier?” Tijd om die vragen te beantwoorden gunde ik mijzelf niet. De man kwam nog dichterbij haar. Vóór hij de vraag kon stellen stapte ik naar voren.

“Godverdomme, kloterige hoerenloper!” Ik mepte hem vol in zijn gezicht. Hij viel naar achter en krabbelde op. Toen draaide ik me om naar Kimberley.
“Johan!” gilde ze verschrikt. “Het is niet wat je denkt!”
Achter haar kwamen twee mannen aanlopen. De ene kende ik vaag. Het was een van de jongens uit het magazijn. Zo’n vakkenvuller waar al die kassameisjes dol op zijn. De ander was ouder en vooral kwader. Hij had een groot mes in zijn hand en schreeuwde.
“Kimbitch! Wat is hier aan de hand. Die man is geen klant!”
“Hij sloeg die vent, Tarkan,” zei Kimberley en ze wees op de man die versuft stond te kijken.
“Ik wilde alleen wat kopen,” verontschuldigde zich de man op zijn beurt. Toen draaide hij zich om en rende weg.
De stukjes vielen op zijn plaats. “Je bent geen hoer; je dealt drugs?” Stomverbaasd was ik. Even wist ik niet hoe te reageren.
De andere dealer was inmiddels op Kimberley af gelopen. Hij haalde uit en dreigde met het mes. “Als je nog een keer je opa mee neemt, snijd ik je lippen er af, kankerwijf. Dat betekent de komende maand weer geen geld, hoer!” Hij draaide zich half om naar mij.

– alsof je een spade in de sappige grond stak. Tsjk. Zoiets. Meer niet. Geen geluid uit de wond. Des te meer uit de mond. De mond van het slachtoffer. Snel legde Franco zijn besmeurde hand erop. Het gegil verstomde. Werd meer hoog geneurie, maar dan zonder melodie. Atonaal. Dissonant. Altijd weer rillingen. Het zweet liep over zijn gezicht. En dan die glimlach. Die man is geen man. Hij is een demon, een duivel. De duivel zelf. Zoals Franco glimlachte als hij het mes nog een paar keer heen en weer bewoog en draaide, terwijl het de wond groter en groter maakte. De hand drukte stijver tegen de mond. De ogen vlak erboven braken. Het was gedaan, het was bijna gedaan en –

Dat was voldoende. Kimberley was geen hoer zoals haar moeder. Deze man bracht haar in gevaar met zijn smerige zaakjes. De traagheid waarmee hij zijn mes voor mijn neus zwaaide was lachwekkend. Er ging geen enkele dreiging van uit. Een serene rust maakte zich van me meester.
Plots was daar die zwarte schim. Ik weet niet goed wat ik deed. Volgens mij een stap naar achteren. De schim greep de dealer bij zijn in goedkoop leer gestoken arm. Die brak zonder veel moeite. Zijn mes lag al in mijn hand voor hij begon te schreeuwen. De zwarte gedaante pakte hem bij zijn haar en draaide hem naar het jongere ventje toe.
“Dit komt er van als je Kimberley kwaad doet.” Twee donkere handen vouwden zich om de keel van de dealer. Pruttelend en stervend keek hij de andere dealer in de ogen. Ik kon het niet aanzien en wendde mijn blik. Kimberley keek verschrikt naar Tarkan, die op zijn beurt machteloos met zijn handen tot vuisten gebald op een afstandje bleef. Als een zak zout zakte de dode in elkaar. De schim liet hem liggen en verdween. Ik pakte Kimberley bij haar arm. Wild sleurde ik haar mee, weg van de plek.

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Het vuur ontketend (6)

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 07:10

I

“Wat was dat nou, gisteren?” vroeg ze.
“Ik was mijzelf niet,” mompelde ik voor mij uit.
“Ben jij ooit jezelf dan?”
“Thuis. Als ik alleen ben. En soms op het werk.”
“Hoe komt dat? Wat maakt dat je je in de supermarkt op je gemak voelt?”
“Geen idee. Er zijn wel aardige collega’s.”
“Word je geil van die kassameisjes?”
“Er zijn er leuke bij.”
“Word je geil van mij?”
“Nee,” dacht ik. “Soms ben je heel aantrekkelijk,” zei ik.
“Hoe lang ben je zonder vrouw geweest?” vroeg ze.
“Veel te lang. Jaren.”
“Hoe langer je wacht, hoe langer het wordt.”
“Dat klinkt nogal logisch.”
“Ik bedoel: zou je met mij …?”
“Ik wil geen klant van je zijn, Muriël.”
“Dat ben je ook niet. Wij zijn mensen die werkelijk iets voor elkaar voelen.”
Voor ik het wist lag ik in haar decolleté te lurken. Zij had mijn gezwollen orgaan tevoorschijn gehaald. Steeds meer kleren lagen op de grond.
Ze had van die hoerige lingerie aan. Rood en zwart kant. Het deed me niets. Haar hand op mijn zak was andere koek.
“Zo, jij hebt snel een harde stang, hoor,” zei Muriël. Waar was dat voor nodig? “Maak je mij ook geil?” Was ze dat dan niet? Waarom deed ze dit dan?
Ik streek met mijn hand over haar bedekte boezem. Ze hielp even mee en verwijderde haar bustehouder.
“Best nog lekkere tetten, hè?” lachte ze. Van welke klant zou ze dat gehoord hebben? Van een blinde, dat was zeker. “Wacht,” zei ze. Ze stond op en ontdeed zichzelf van haar slip. “Kom, dan gaan we naar de slaapkamer.”
In de slaapkamer gleed mijn tong over haar tepels, haar navel, haar schaamheuvel en langs de opening waaruit ooit Kimberley moet zijn gekomen.


II

Godverdomme, kwam die zwerver even op een totáál verkeerd tijdstip langs. Het zou geen probleem geweest zijn als hij alleen maar langs was gekomen. Maar hij moest me zo nodig iets vragen. Geld. Geld, godbetert. Alsof geld iets goedmaakt in dit kutleven. Die vent verdiende het niet om te leven. Ik gaf hem een slag tegen zijn hoofd. Toen hij tegen de stoeptegels sloeg, zag ik bloed uit zijn kop wellen.


III

Ze wist hoe ze moest pijpen. Dat wel. Maar het was me te gevoelloos.
“Vind je het wel lekker?” vroeg ze tussen twee halen door. Ik wist niets anders te doen dan maar wat te knikken.
Haar tong ging tekeer. Ik staarde naar het plafond. Dat zou wel eens een verfje kunnen gebruiken. Muriëls mondbeweging werd stroever. Werd ze moe?
“Kom,” fluisterde ik. Ik pakte haar hand en trok haar naar me toe. Ze kwam bovenop me zitten. Met een handige beweging bracht ze me bij haar naar binnen. Als een gek begon ze me te berijden.
“En dit? Is dit ook lekker?” vroeg ze. Ik pakte haar bij haar heupen en gaf het tempo aan.
“Ah, jij houdt van lekker langzaam.” Ze keek me aan met een geile blik. Ik sloot mijn ogen. Dat was het nadeel van dit standje. Ik wilde haar niet aankijken. Toen ze eenmaal aan mijn tempo was gewend en het langzaam overnam, liet ik mijn handen naar haar borsten gaan. Die dansten als malloten voor mijn gezicht. Muriël werd oud en lelijk. Plots hield ze op met bewegen.
“Vooruit Johan,” zei ze. “Wees eens een vent en doe met me wat je écht lekker vindt.”
“Op je knieën, hoer,” zei ik maar niet. Ik duwde haar van me af en knielde achter haar. Ik pakte haar bij haar heupen. Gewillig drukte ze haar kont tegen mijn bekken. Ik hoefde niet te mikken; ik gleed zo naar binnen. Ik trok haar heupen naar me toe en beukte tegelijkertijd met mijn bekken naar voren. Toen trok ik me iets terug. En beuken weer. Ze reed mee. Ze hijgde, steunde.
“Oooooh! Johan!” klonk ze schor.
Ik zei niets, wierp mijn hoofd achterin mijn nek en verhoogde het tempo. Muriël ging iets rechtop zitten, met haar hand pakte ze me bij mijn middel en hielp ze mee. Ik verschoof mijn handen van haar heupen naar boven, graaide naar haar borsten en vond ze, meezwabberend met het ritme. Toen legde ik een hand op haar schouders en liet die in haar nek glijden. Ze kreunde. Vond ze dit lekker? Ik greep haar keel vast.
“Oh, ja!” siste ze. Ik verstevigde mijn greep in haar hals. Genoot ze van de hand op haar keel?


IV

Ik deed de deur van de badkamer open. Hij was niet op slot, dus ik nam aan dat ik naar binnen kon. Toen ik mijn eerste voet op de koude tegels zette, merkte ik dat er wel degelijk iemand aanwezig was. Ik keek in het hoekje waar zich de douche bevond. Door het halfdoorzichtige douchegordijn heen zag ik Kimberley. Ze stond met haar rug naar me toe, druk bezig haar lange blonde haren te wassen.
Mijn blik gleed over haar lichaam. Het stromende water en de stoom maakte haar bijna onzichtbaar. Ik zag de bolling van haar billen, haar ranke benen.
Lieve help, wat was ze mooi! Natuurlijk, ook als ze haar kleren aanhad, dan zag ze er bijzonder leuk en aantrekkelijk uit. Als haar prille schoonheid een voorbode was van wat nog moest gaan komen, dan zou ze over een paar jaar een begeerlijke jonge vrouw zijn.


V

– gleed zijn hand over de borst van zijn slachtoffer. Die rilde in de laatste momenten van de doodsnood. Zo gespannen als de zwetende prooi was, zo kalm ademde Franco. Vingers langs de keel, een hand die samenkneep. Daar ging je strottenhoofd. Als je heel stil was, kon je het horen verbrijzelen. En dan het gegorgel uit de mond. De flikkering van het streepje licht op het lemmet van het mes. Een zwaai. Soepel gleed het metaal door het zachte vlees van de hals. Bloed spoot in het rond. De demonische lach van Franco sneed door merg en been. En dat was pas het begin van –


VI

Ze had shampoo in haar haren. Langzaam stond ze het schuim in te masseren. Onwillekeurig draaide ze iets naar me toe. Onder haar geheven armen door zag ik een van haar meisjesborstjes met het stevige knopje erop.
Plotseling wilde ik haar beschermen. Dat idee had ik al wel vaker. Maar dat was op dat moment. Nee, nu wilde ik haar voor altijd veilig stellen. Dit mooie, jonge meisje, dat mag geen gevaar lopen. Iemand moet voor haar zorgen. Van haar moeder moet ze het niet hebben. Haar moeder, dat is óók een lekker wijf, maar die is in staat om haar dochter met zich mee te slepen de hoererij in.
Kimberley spoelde haar haren uit. Langdurig liet ze het water in haar gezicht stromen. Toen draaide ze de kranen dicht. Met een armbeweging deed ze het douchegordijn opzij. Daar stond ik.
“O, ben jij het, Johan?” vroeg ze, terwijl ze een arm om haar borstjes sloeg.
“Sorry, ik wist niet dat jij in de badkamer was,” zei ik onzeker.
“Stond je me te begluren?” vroeg ze ondeugend.
“Nee joh, natuurlijk niet,” zei ik, mezelf proberend te herstellen. “Ik zocht een handdoek.”
“De handdoeken liggen in de kast op de overloop, dat weet je toch.” Ze had snel een groot badlaken om zich heen geslagen en was nu bezig om een handdoek om haar hoofd te wikkelen.
Ooit zou ik Kimberley redden; dat wist ik nu wel zeker.


VII

Ik liet haar hals los en graaide weer naar haar heupen. Muriël liet zich met haar hoofd voorover in het kussen vallen. Plots voelde ik haar hand tussen mijn benen op mijn gespannen scrotum. Ze wist hoe ze een man gek moest krijgen. Was ze al klaargekomen? Ik had het nog niet gemerkt. Zou ze beroepshalve wel eens een orgasme hebben? Het kon me eigenlijk even niet zoveel schelen. Aan haar geluiden te horen lag ze te genieten.
Mijn bewegingen werden ruwer. Het zweet liep over mijn hele lichaam. Een trilling maakte zich van mij meester, beginnend bij mijn tenen, zich verspreidend naar alle ledematen en in mijn kop.
“Toe maar!” moedigde ze me aan. Dat was niet nodig. Ik trok me terug en legde mijn penis in haar bilspleet. Daar kwam het. Zonder iets te zeggen spetterde ik mijn zaad op haar rug en haar billen.


VIII

Die loser was even blijven liggen. Suffig bewoog hij zijn kop. Hij richtte zich op. Toen zag hij mij. Ik deed net of ik woest op hem af kwam. De zwerver probeerde op te staan, maar merkte dat hij uit zijn hoofd bloedde. Voorzichtig veegde hij door zijn vettige haren. Bloed zat aan zijn handen. Ik schreeuwde nog iets naar hem. Wankelend wist hij overeind te komen. Als in een slechte film maakte hij zich uit de voeten. Ik had hem iets na moeten gooien. Een stoeptegel of zo.


IX

Muriël greep op het nachtkastje naar een doos tissues. Met een handige beweging veegde ze haar boel schoon. Toen liet ze zich op haar buik vallen. Zou ze nog iets van mij verwachten? Ik ging naast haar op mijn zij liggen en keek in haar gezicht. Ze had haar ogen gesloten. Er zat nog een blosje op haar wangen.
“Oh, Johan,” fluisterde ze. Was ze nou nóg geil of wéér geil? “Ik ben nog nooit zo goed genaaid, geloof me.”
Ik draaide me op mijn rug. Ze bleef een hoer. Het viel me nog mee dat ze er geen geld voor vroeg.
“Oeh,” kreunde Muriel. “Oeh, ik ben zo blij dat je terug bent gekomen.”
“Gekomen ben ik wel,” glimlachte ik. “Alleen niet terug,” dacht ik erachteraan. “Ik ben nog steeds daarginds.”

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Het vuur ontketend (5)

Filed under: Publicaties voor FOK! - overig — bazbo @ 07:06

Muriel zat een beetje te wippen op haar stoel. Ze leek zenuwachtig. Ik had niet heel veel voorbereid. “Wat verwacht Muriël nou precies van mij?” dacht ik. “Altijd wat met die wijven. Dat ik goed met haar kan praten is wel fijn. Maar de mogelijkheid dat ik een relatie met haar zou krijgen, die is wel vreemd. Ik ben nu niet echt een goede partij. Niet voor haar en zeker niet als je bedenkt dat ik ook een voorbeeld voor Kimberley zou moeten zijn. Dat bevreemdt me nog het meest.”

Ik had moeder en dochter uitgenodigd om bij mij thuis te komen eten. Niet dat ik zo’n goede kok ben. Maar een behoorlijke pasta zet ik toch wel neer. En het vooruitzicht op twee dames bij mij thuis vond ik wel prettig. Zoals gezegd, met Muriël kan ik wel goed. En Kimberley is een leuk ding om te zien en om mee te kletsen over tienerdingen. Ze had al eens wat oude boeken van mij geleend (die ze trouwens nooit eens terugbracht) en kwam af en toe bij mij aanwippen om een grammofoonplaat te draaien. Met name mijn verzamelingetje Motown viel bij haar in de smaak. De cola was niet aan te slepen.
“Het is soms erg met mij,” dacht ik. “Ik zit hier tegenover de moeder, maar vind het eigenlijk leuker als haar dochter bij mij is.”

“Ze komt wel, hoor.” Muriël beantwoordde de vraag die ik helemaal niet gesteld had. “Ze komt zeker.”
“Ja, tuurlijk,” schoot het door mijn hoofd. “Dat kind begint al net zo’n hoer als d’r moeder te worden. Ze komt zeker als ik haar eens onder handen neem.” Verschrikt keek ik naar de vrouw die aan tafel een sigaret zat te roken. Ik had het toch niet hardop gezegd?
Muriël reageerde niet.
“Allicht komt ze wel. Je weet toch hoe ze is?” Als het moest, loog ik de ideale wereld bij elkaar om Muriël op haar gemak te stellen. “Ze is geen kwaaie en heeft een hart van goud.”
“Nou, goud heeft ze wel, maar dat krijgt ze allemaal van dat kloterige vriendje van d’r.”
“We kunnen eten.” Ik had geen zin in dat gemekker. “Als ze nog verschijnt krijgt ze ook een hap.”
Ik schoof mijn stoel tegen de tafel en keek naar Muriël. Ze maakte haar sigaret uit en wenste me smakelijk eten. Ik bromde wat terug en begon snel te eten. Het was een ingesleten gewoonte om me dan met niemand te bemoeien en ik vond het raar dat ze aan een stuk door tegen me zat te kleppen. Het ging over van alles en nog wat.

– zag de jongen kijken tijdens het eten. Zijn kleine oogjes waren een waarschuwing. Hij was niet echt slim. Franco kon twee dingen niet uitstaan tijdens het eten; priemende oogjes en domme mensen. Hij stond half op en gromde. Toen stak hij in een flits zijn vork dwars door de wang van het slachtoffer. Daarna at hij verder alsof er niks aan de hand was. De bloedende en kermende jongen verdween uit de eetzaal en het werd weer rustig. Franco grijnsde. Er zat bloed op zijn kin en –

Het eten duurde niet lang. Als toetje had ik een beetje ijs dat een klant in de supermarkt had laten vallen. De verpakking was stuk gegaan, maar daar merkte je niks van. Muriël vond het allemaal ge-wel-digh.
“Een vriendje?” Het stormde in mijn kop. “Daar had ze me nog nooit iets over verteld. Ik dacht dat we goede vrienden waren? Wie was dit vriendje? Als ik Muriël zo hoorde, was het een knul om in de gaten te houden. Welke gast van die leeftijd geeft zijn meisje nou al gouden rommel?”
“Ge-wel-digh!” Iedere keer dat ze dat zei kon ik haar wel schieten. Maar ik deed dit toch voor haar plezier. Dus ik hield me in. En eigenlijk vond ik het ook wel heel gezellig. Ik was lang genoeg alleen geweest.

De bel ging.
“Dat is vast Kimberley,” zei Muriël. “Die vindt de hond in de pot.”
Ik liep naar de deur en deed die open. Daar stond ze. Nogal onvast op de benen. Ze moest tegen de deurpost aan leunen.
“Dag Johan, daar ben ik. Zullen we een plaatje draaien?” Ze viel me om de nek.
“Kimberley?” fluisterde ik. Haar adem rook naar sterke drank. “Wat is er met je?”
“Ik ben nogal vrolijk.” Ze waggelde het halletje in.
“Je moeder is er.”
“En?”
“Wil je dat die jou zo ziet?”
“Het kan me geen reet schelen.”
“Kim!” De stem van Muriël klonk boos en schel. “Wij gaan nú naar huis!” Muriël greep haar dochter bij een elleboog en sleepte haar mee naar het trappenhuis.
“Dag lieve Johan,” zei Kimberley nog. “Ik kom nog wel een keer langs, hoor! Dat beloof ik!” De deur sloeg hard dicht.
Ik liep naar het raam. Even later hoorde ik moeder en dochter de straat betreden.

“Wat is dit?” hoorde ik Muriël gillen.
“Zit niet zo te zeiken, wijf,” klonk Kimberley’s stem. “Bemoei jij je nou maar met je eigen sores!”
“Wat bedoel je daar mee, Kim?”
“Alsof jouw leven zo lekker in elkaar zit! Jij neukt iedereen als het maar geld oplevert!”
“Niet zo’n grote bek, kind! Ik ben wel je moeder!”
“Zou een goede moeder haar eigen kind meenemen naar die vieze pooier van je?”
Plotseling was het stil. Ik boog uit het raam. Muriël had haar hand naar haar hoofd gebracht. Kimberley had iets héél naars gezegd.
“Nee!” gilde het meisje. “Een echte moeder doet zoiets niet! Maar jij wel!”
“Kindje, ik doe het alleen maar om …”
“Ik ben geen kindje meer!”
“Zo gedraag je je anders wel. Een volwassen meid laat zich niet volgieten door d’r halfzachte vriendje, in ruil voor een pijpbeurt.”

– was buiten,” vertelde hij. Vijftien jaar oud, en omringd door vier van zijn klasgenoten. Het paadje langs de gymzalen werd niet meer gebruikt. De struiken waren hoog en ondoordringbaar. Franco ging op zijn knieën zitten en ritste de broek van een van de jongens open. Met lange halen begon hij hem af te zuigen en al snel had hij het warme zaad van de jongen in zijn mond. Zo ging hij alle vier de jongens af. Huilend liep hij naar huis. Zijn nagels hadden bloedende halve maantjes in zijn handen gemaakt. “Wacht –

Ik stond al snel buiten. De waas voor mijn ogen maakte dat ik niet eens zag wie ik bij de keel greep.
“Johan, hou op!” Kimberley greep me van achteren beet. “Laat mama los!”
Mijn vingers verslapten. “Sorry,” zei ik. “Ik wist niet wat ik deed.”
Muriël had een stap achteruit gedaan en een hand om haar hals gelegd. “Johan, godverdomme, wat is dit nou weer?”
“Het spijt me, Muriël. Ik wist niet wat me overkwam. Jullie gingen zo tekeer.” Ik deed een stap naar Muriël toe. “Het enige wat ik wilde is dat jullie stopten met ruzie maken.”
“We hebben het er nog wel over. Ik neem Kimberley mee naar huis. Die is zo zat als een aap. Morgen bellen we.” Ze greep haar dochter bij de hand en liep de straat uit.

“Meneer?” hoorde ik een zware stem achter mij. Er stond een ouwe vent met een grijze baard en verfomfaaide kleren.
“Wat moet jij?” snauwde ik.
“Heb je geen euro voor me?”
“Nee, ik heb geen euro, maar je kunt een ram voor je harses krijgen.”
Voordat de man goed en wel begreep wat er gaande was, lag hij al op de stoep. Ik gaf hem een schop na. Kreunend kroop hij langs de goot.
“Flikker op, vuile zwerver!” riep ik hem na. Hij krabbelde overeind en strompelde de hoek om.

Hijgend ging ik zitten op de stoeprand.
“Fuck, wat heb ik gedaan? Wie wil ik helemaal beschermen? Dat kind? Of Muriël? Muriël is niet te beschermen; haar pooier zorgt te goed voor haar. Maar Kimberley, die heeft een stabielere omgeving nodig. Ik zou niet willen dat ze net zo werd als haar moeder.”
Ik klom de trap op naar mijn woning. Daar stond mijn lauwe bier.

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 
« Vorige paginaVolgende pagina »