Een lekkere lange (2)
Sommige dagen zijn lang. Zo lang als een rij bij de kassa op zaterdag maar kan zijn. Maar goed, op zaterdag is het een paar uur achter elkaar doorpezen, even ontspannen achter de frisdrankenpallets en weer verder. Dagen gaan dan snel voorbij. Wat echt helemaal vervelend is, is zo’n dinsdag dat je alleen achter de kassa zit. Ik heb vaak genoeg als enige caissière in de winkel gezeten.
Dinsdagochtend, half tien: bejaardenochtend. Vervelender bestaat niet. De ene grijze duif na de andere schuifelt traag op weg naar de dood voorbij aan mijn kassa. Het enige dat ze nodig hebben zijn producten die niemand onder de pensioensgerechtigde leeftijd meer koopt. En een duwtje over de reling van de eeuwige jachtvelden. Tot die tijd komen ze massaal ’s ochtends naar mijn winkeltje, op tijden dat ik nog niet wakker genoeg ben om echt vriendelijk te doen.
De eindeloze parade van blauwgrijze kleurspoelingen werd gisteren onderbroken door een stuk. Geen misbaksel of ongeluk, maar echt een lekker ding. Ik had nog vier bejaarden in mijn rij staan, en vanaf hier kon ik goed zien dat hij een mooie kont en dito bobbel in zijn strakke spijkerbroek had. Lekker. Ik glimlachte naar hem, en hij glimlachte terug. Flirten is echt leuk. Ik besloot de rij zo lang mogelijk op te houden, om de jongen te kunnen bewerken zodat hij week en gewillig bij mijn kassa aan zou komen.
“Dat is dan negen euro vijfennegentig, mevrouw.” De duif keek me aan of ze water zag branden.
“Volgens mij staat er hier in dit schermpje dat het negenentwintig euro is, meisje.” Vriendelijk als altijd, die bejaarden.
“O gut, ik zie het. Bedankt…” Ik nam het biljet van vijftig euro aan en gaf de bejaarde terug van €39,95. Ze nam er nog genoegen mee ook. “Sorry voor het ongemak, mevrouw.” Ik glimlachte, en de mevrouw ging met de juiste boodschappen en het foute wisselgeld de winkel uit. En ik had tijd voor mijn hunk.
Er stonden nog drie dames in de rij. Daarachter zag ik de jongen wat zenuwachtig naar mij staan kijken. Ik maakte mijn lippen nat met mijn tong. Was hij nou verlegen?
“Goedemorgen,” zei het volgende fossiel.
Advocaat, boerenjongens, yoghurt, vla. Deze had vast geen tanden meer en kon alleen nog maar vloeibaar voedsel tot zich nemen.
“Zo, lukt het niet met sondevoeding?” grapte ik.
“Wat zeg je, meisje? Ik kan je niet verstaan vandaag. De batterijtjes van mijn gehoorapparaat zijn leeg.”
“Of u nog lege flessen heeft ingeleverd!” riep ik.
“Kan ik die advocaatflessen ook bij jou inleveren?” vroeg ze.
“Nee, hier kunt u alleen maar volle flessen afrekenen!” sprak ik luid. “Voor u is het twaalf twintig, vandaag!” Ik griste het geld uit haar rimpelhanden nog voor ze die naar mij uit kon strekken.
Nog twee vrouwtjes te gaan. Het stuk stond nog steeds naar mij te kijken. Zag ik dat nou goed of bloosde hij naar mij?
Ah, eentje met een rollator. “Zal ik uw boodschappen even in het rekje van uw rollator leggen?”
“Graag, lief kind,” mummelde de honderdjarige.
“Ik doe het met plezier hoor,” kletste ik. “Het hoort er allemaal bij.”
“Krijg ik nog zegeltjes?”
“Natuurlijk. Spaart u voor mooie artikelen?”
“Ze zijn niet voor mijzelf. Ik heb alles wat ik maar wens. Nee, ’t is voor mijn kleinkind. Die gaat binnenkort op kamers wonen en kan wel wat spulletjes gebruiken. Ik zei laatst nog tegen haar…”
“Zo, ziet u eens. Alles zit in de rollator. Dat is dan €52,50.”
Het mensje begon in haar portemonnee te rommelen.
“Heeft u er misschien vijftig cent bij?” vroeg ik nog voordat ze ook maar iets aan geld op de toonbank had gelegd.
De vrouw gaf me het geld en ik wierp nog een blik in de rij. Nog heel even wachten en dan zou ik die jongeman voor mijn neus krijgen. Ik lachte nog maar eens. Onzeker knikte hij terug en toen keek hij wat nerveus een andere kant op.
“Ik heb mijn boodschapjes hier in mijn tas. Wil je ze er even uithalen en dan later er weer in doen?”
Potdorie, deze was al overleden. Tenminste, zo zag ze er uit. Er zat hooguit nog wat huid over haar schedel en beenderen heen. En haar pruik stond scheef.
“Maar natuurlijk, mevrouw.”
Ze gaf me haar tas en ik haalde de inhoud eruit. Ik haalde van alles over mijn scanner. Koekjes, snoep, chocolade. Dat kregen ze vast niet in het tehuis voor terminalen. Ik pakte alles zodanig in dat de kwetsbare koekjes onder in de tas volledig werden geplet door de zware zakken snoep.
“Wat krijg je van me?” vroeg het lijk.
“De zenuwen,” wilde ik zeggen. Maar ik bleef vriendelijk en beleefd. “Voor u is het negentien vijfendertig, mevrouw.”
“O. Eens kijken of ik dat heb.”
“Doet u rustig aan, hoor. Ik heb pas om half zes vrij.”
“Wat zeg je?”
“Negentien vijfendertig.”
“Ik verstond je wel, hoor.” Ze pakte een beursje uit haar binnenzak en stak me die toe. “Pak maar wat je nodig hebt.”
“Wilt u de rest weer terughebben?” grapte ik. Ik haalde het geld uit het ouwewijvenportemoneetje en gaf het ding aan haar terug. “Zo is het genoeg.”
“Dag, hoor. Tot morgen.”
We waren inmiddels bijna een half uur verder en de knappe knul had geduldig in de rij gestaan. Iedere keer dat ik hem toelachte, beknipoogde en verleidelijk in de ogen keek, had hij ongeveer hetzelfde gereageerd. Ik zag wat hij aan boodschappen op de band had liggen: tomatenpuree, een biefstukje en tortellini. Een rare combinatie, dus gespreksstof genoeg. Hij was aan de beurt en achter hem stond niemand. De komende tijd was al mijn aandacht voor hem. Hij duwde zijn lege karretje voor zich uit en toen stond hij voor mij.
Ik wierp mijn bescheiden tieten in de strijd door met een smoes eens flink naar voren te buigen. Het enige waar ik naar keek was de bult in zijn broek. En hij kreeg leuk zicht in mijn decolleteetje.
“Even kijken of je geen kratje bier hebt, hoor,” zei ik. Zelfs voor mij was mijn vrijpostigheid bijna gênant. Niet dat het me iets uit maakte. Ik had tenslotte niets te verliezen. “Hmm, geen kratje op je karretje, maar ik zie wel wat in je broek.”
Ik knipoogde en zag dat hij van kleur verschoot. Jammer genoeg zei hij niks en bleef hij een beetje beteuterd staan. Oei, hij was geschrokken!
“Hee,” ging ik op geruststellende toon verder, “ik houd wel van een mooie bobbel. Zullen we even het magazijn in gaan om hem er uit te halen?”
Het hoofd van de jongen werd nog roder.
“Zo’n mooie bobbel wil ik wel op mijn scanner hebben,” hijgde ik zachtjes. Ik had mijn broek onzichtbaar voor iedereen opengeknoopt en mijn hand vond de weg in mijn slipje. “Je kunt er niet zomaar mee naar buiten.”
De knul stond me met open mond aan te kijken. Hij wist echt niet wat hij moest zeggen.
“Toch jammer dat je zo’n mooie bobbel probeert verborgen te houden. Dat is nergens voor nodig. Mag hij niet gezien worden?” Mijn vingers speelden tussen mijn geschoren schaamte.
“Eh … eh … ik … eh …. h-h-h-h,” stotterde de jongen uiteindelijk. Hij streek met een hand over zijn gulp.
Ik hield het niet meer. In de lege winkel zat ik te soppen op mijn stoel. Had ik die verlegen knul nu zo ver dat hij zijn piemel uit zijn broek ging halen om hem door mij langs de scanner te laten halen? Nog nooit was ik op mijn kassastoel zo geil geweest!
“O. Oh, oké, ik g-geef h-h-het op,” stamelde de knalrode jongen. Bijna moedeloos gingen zijn vingers naar zijn broek en ritste hij die open. Met een soepele beweging stak hij zijn hand erin. Toen hij hem weer terugtrok, kwam inderdaad de bobbel tevoorschijn.
“Wel godverdomme, stomme lul!” schreeuwde ik. “Ik had je helemaal sufgeneukt! Zelfs als je een kleintje had gehad. Zo geil ben ik!”
Ik stond op van achter de kassa, vergetend dat mijn gulp wijd open stond. Mijn broek zakte naar beneden over mijn knieën. Maar goed dat ik zo’n supermarktblouse aanhad. Die knul zag gelukkig niets. Ik pakte het blik tomatenpuree en smeet het met een zwaai naar zijn kop.
“Dat loop jij nu mis! Omdat jij zo stom bent om een godvergeten komkommer te jatten!”
Mei 2008